HOI

Welkom bezoeker,

Dit is het onderzoek van Richard Meeuws.

Hij onderzocht hoe 'buurtte'1, ingezet kan worden binnen het begeleiden van een beeldend maak proces. 

Voor een Algemenen inleiding op mijn onderzoek en wat de aanleiding is van mijn keuze in onderwerpen op kunstetheorie, beeldend & kunsteducatief gebied. Klik HIER.

Dit staat even appart omdat hier de focus is op het kunst educatieve onderzoek.

 

In deze pagina kun je mijn proces volgen. Dit wordt duidelijk gemaakt door het volgen van de lijnen en door te klikken op de linken

Ook kun je handig naviteren met de navigatie of te kliken op de linken in de inhouds opgaven.

DasArts methode

De Das Arts-methode is een methode die ontwikkeld is bij het Das Theatre Master-programma. Hierin ontwikkelde Filosoof Karim Benammar samen met performancekunstenaar Seigmar Zacharias een methode die divers en gestructureerd is. (wiel, 2019)

Deze methode gebruiken we ook op onze eigen academie. Hierin ondervond ik als deelnemer hoe het was om op deze manier feedback te krijgen. Zelf vond ik het duidelijk en doelbewust. Hierna heb ik een documentaire gekeken over deze methode. Hierin worden alle vormen en stappen beschreven (DAS Graduate School, 2013). Zo krijg ik inzicht in het verloop van een Das Arts-sessie. Het Lectoraat Kunst & Professionalisering van de HKU heeft de Das Arts-methode verwerkt in kaarten. (HKU - Lectoraat Kunst & Professionalisering, 2015).

In deze werkvorm zijn er drie verschillende rollen. Je hebt een moderator die het gesprek en de rondes van de DasArts methode begeleidt; er is een groep die feedback geeft; tot slot is er en iemand die een werk presenteert. Er wordt vooral gericht op feedback die voorbij emotionele en persoonlijke kritiek gaat. Zo zie je in de eerste ronde dat ze in paren alle directe associaties eruit gooien. Dit helpt om verder te komen dan een eerste indruk. Ook kunnen ze allemaal hier hun emotioneel geladen indrukken kwijt. In de Das Arts-kaarten heet dit het een-op-een gesprekje (HKU - Lectoraat Kunst & Professionalisering, 2015).

Ik ga niet elke ronde toelichten maar maak een keuze van welke rondes voor mij van belang zijn binnen het kader van ‘buurtte’. Na de een-op-een gaat de groep over naar de affirmatieve feedback. Hierin in ligt de focus op de dingen die goed gingen. De deelnemers laten weten wat wel werkte voor ze en wat goed over kwam. In de derde ronde gaat de groep vanuit een perspectief vertellen wat ze nog missen of nodig hebben. Hierin gaan de deelnemers kijken naar welke verbeterpunten ze zien in het werk. Maar in plaats van te zeggen dat iets slecht is, kijken ze naar waarom ze het slecht vonden. Van hieruit ontdekken ze wat ze nog nodig hebben om het niet slecht te vinden. En om dit niet persoonlijk te maken vertellen ze wat ze nodig hebben van uit een bepaald perspectief, bijvoorbeeld vanuit de rol van de toeschouwer of maker. In een van de laatste rondes gaan ze een puntreflectie doen. Dit houdt in dat iedereen op post-its woorden schrijft die bij hen als eerste opkomen bij het zien van het werk. Daaropvolgend gaat degene die het werk presenteert de post-its herschikken op relevantie. Dit gebeurt hardop denkend.

In de Das Arts vorm zit weinig vrijheid en is er geen ruimte om bij interessante dingen die genoemd worden stil te staan. Maar het is de bedoeling dat de feedbackgevers alles zo goed mogelijk formuleren. Want na de sessie krijgt degene die het werk presenteert alles mee. Zo kan hij of zij alles nog nalezen en verwerken. Want bij het terug lezen hoeft niet iedereen aanwezig bij te zijn.

Het mijden van een oordeel werkt naar mijn ondervinding goed. Door te vertellen vanuit een rol wordt het niet als persoonlijk ervaren. Ook het aangeven iets te missen of nodig te hebben zet de maker op een spoor om na te gaan denken of te zoeken naar het missende. Dan wordt het omgezet in een tip of verbeterpunt, zonder oordeel.

START

Nu komt er een splitsing in mijn onderzoek. Deze onderdelen voegen zich later weer bij elkaar. De eerste afsplitsing noem ik ‘kwaliteiten van een begeleider’. Door middel van interviews met docenten, probeer ik antwoord te krijgen op de subvragen 1 en 2.

 

In de tweede afsplitsing ben ik op zoek gegaan naar een methode die voor mij past bij het begeleiden. Ik onderzoek welke structuur voor mij werkt, om het buurtte doelbewuster plaats te laten vinden. Dit hangt samen met mijn stage bij Kunstpodium T en hun project ARTpart. Deze afsplitsing noem ik ‘Feedback experimenten’. Zo probeer ik antwoord te krijgen op subvraag 3.

Vraagstelling

De vraag die ik wil beantwoorden in mijn onderzoek, is de volgende: welke vorm van buurtte zorgt voor een betere begeleiding voor het beeldmakende proces? Ik probeer in kaart te brengen wat er nu gedaan wordt tijdens het begeleiden van een beeldend proces, wat belangrijk is en waar je als begeleider op moet letten. Ook ga ik door observatie, literatuurstudie en experimenteren zoeken naar mijn effectiever doelgerichte vorm van begeleiding.

 

  • 1. Hoe voeren begeleiders nu een gesprek(“buurtte”)?
  • 2. Welke elementen zijn van belang in begeleiding van een beeldend proces ?
  • 3. Welke methode werk voor mij om buurtte meer structuur te geven?

Aanleiding Kunsteducatie-deel

Als we weer gaan kijken naar dat wat bij mij centraal staat, “de maker”, zien we dat ik mijn beeldpraktijk voeding geef door te praten met anderen. Ik praat dan over het proces dat ik onderga als ik beeld creëer. Zo voed ik mijn beeldend proces. Ook is het dan niet alleen mijn proces, maar ook vooral die van anderen. Dit is iets wat ik vanuit mezelf doe en waar ik veel plezier in vind. Ook docenten zie ik op deze manier de studenten begeleiden in hun beeldproces.

Zelf heb ik al ondervonden dat ik het een specifieke naam geef, namelijk “buurtte2”.

De benaming geef ik zo specifiek omdat het vanuit mijn Brabants dialect is en daardoor naar mijn idee een openheid creëer. Met deze openheid voel ik mij prettig. Mijn vraag die ik mijzelf stel is: ‘Hoe kan ik buurtte doelbewust inzetten, om beeldende processen te begeleiden?’

Navigatie tip !

Scrol om verticaal te bewegen.

Houd Shift in en scrol om horizontaal te bewegen.

Feedback experimenten

Om antwoord te krijgen op deelvraag 3 ‘Welke methode werk voor mij om buurtte meer structuur te geven?’ ben ik gaan kijken naar methodes die dit voor mij zouden kunnen doen. Zo kwam ik onder andere uit bij de Das Arts-methode. Uit eigen ervaring vond ik de Das Arts-methode een strak gestructureerde vorm van feedback.

Ook binnen mijn stage bij Kunstpodium T kwam in aanraking met een geheel eigen manier van feedback geven bij de Peer Critic Sessies. Dit gebeurde vooral in een open gespreksvorm. Deze twee methodes ga ik gebruiken om mijn eigen manier te ontwikkelen. Ik ga beide methodes uittesten en kijken hoe dit voor mij werkt. Ook ga ik er mee experimenteren.

Kunst educatie - onderzoek 'Buurtte'

Naar 'START'

Door Richard Meeuws

Beeldend werk van Richard Meeuws

Inhouds opgaven

Jeroen Offerman Methode

In mijn stage bij ARTpart ben ik bezig geweest met de Peer Critic sessies. De peer critic sessies vormen een traject dat is opgezet door ARTpart, een nieuw onderdeel van Kunstpodium T. Deze sessies zijn gebaseerd op de Attic-sessies van kunstenaar Jeroen Offerman (Offerman, 2019). Jeroen Offerman is ook de moderator van de peer critic sessies. In deze sessies gaan 12 kunstenaars met verschillende mensen uit het kunstveld in dialoog over het beeldproces van de kunstenaars.

Zelf doe ik ook mee in deze sessies als feedbackgever. Ik ondervind direct het effect en de werking. Om een beter inzicht te krijgen van de sessies, ga ik ook observeren. De keuze voor een observatie is omdat ik dan overzichtelijk de sessie kan volgen. Dit deed ik volgens de manier van Ontwikkeling door onderzoek (ThiemeMeulenhoff, 2015). Hierin is het belangrijk dat je van te voren bepaald welken concepten je wilt meten en observeren. Hierbij kies ik vooral voor de handelingen en acties van de moderator.

In de observatie van de peer critic sessie kon ik zien hoe Jeroen Offerman begeleiding geeft aan een kunstenaar. Dit deed hij door samen met andere kunstenaars en met verschillende mensen uit het kunstveld een dialoog aan te gaan. Hierin kwam een bepaalde volgorde aan stappen naar boven. De stappen vormen Jeroens eigen methode. Deze is geïnspireerd op de werkwijze van een oud-docent van Jeroen op Goldsmith University London, Dave Beech[1]. Ook gebruikt hij het onderzoek van Peter Day over de “The Art Group Critic” (Day, 2012). Zo zag je dat hij zelf verschillende vragen al had voorbereid in zijn hoofd. Een voorbeeld hier van is: “Als je nu hier zo staat en je belt een vriend, je moeder of kennis: hoe zou je dit werk dan nu beschrijven?” (Bron: observatie peer critic) Na het bijwonen en deelnemen van een aantal sessies kwam deze vraag in verschillende varianten terug.

Deze vraag stelde hij zodat de eerste beschouwing binnen de groep vooral objectief is. Ook probeert hij de hiërarchie van docent/moderator, de peergroep/beschouwers en de kunstenaar zelf te doorbreken. Deze hiërarchie is een van de voorbeelden, genoemd in het onderzoek van Peter Day, die verbale feedback kan hinderen. (Day, 2012) Om een goed gesprek te leiden is het belangrijk dat je de sfeer open houdt en de drempel laag houdt. Zo creëer je mogelijkheid om makkelijk in het gesprek te stappen. Ook helpt het als je vragen van tevoren in je hoofd hebt zitten. Als je dit doet op papier of een blad met structuur, krijg je weer een gevoel van hiërarchie. Tijdens het gesprek probeert de moderator deze hiërarchievorming te vermijden. Wat hier aan bijdraagt is het weerleggen van oordelen. Elke keer als er een waardeoordeel wordt gegeven, vraagt de moderator om het opnieuw te formuleren. Verder in het gesprek wordt er vooral open geassocieerd en aan het einde doet de maker/kunstenaar hier aan mee.

Zelf vind ik de manier en methode om de hiërarchievorming te vermijden fijn. Zoals het stuk van Peter Day ook duidelijk laat merken, is dat het moment van feedback van een groep heel oordelend en drukkend kan zijn (Day, 2012). De manier van voorbereide vragen onthouden geeft een soort semi-gestructureerde vorm. Dit houdt een feedbacksessie open genoeg om inbreng te krijgen, maar geeft het ook voeding om het gesprek verder te verdiepen of zelf weer aan te zetten als het stil valt.



[1] Dave Bleech University of GothenburgValand Academy, Professor of Art ( University of Gothenburg, Sweden, 2019)

Kunstwerk Lotte van Lieshout

Bronnen

Klik hier voor de Bibliografie

Hoe voeren begeleiders nu een gesprek?

Om inzicht te krijgen in de aanpak van begeleiders kies ik voor een semi-gestructureerd interview (ThiemeMeulenhoff, 2015). Omdat ik het heb over buurtte, is het toepasselijk om deze gespreksvorm hiervoor te gebruiken. Ik had ook gekeken naar de vorm van enquête, maar dit geeft mij niet de verdieping waar ik naar zoek. Ik hou het gesprek graag open, maar wil wel gericht vragen stellen. Daarom kies voor een semi-gestructureerd interview.

 

Ik ben zo tot een aantal gerichte vragen gekomen die het interview leiden. Deze kun je terug lezen in de bijlagen (Bron: voorbereiding vragen). Ik probeer zo erachter te komen hoe bij hen een begeleidingsmoment verloopt, door dit met hen te bespreken. Ik verwerk de interviews door ze samen te vatten met een transcriptie van het interview. Van hieruit ga ik kijken wat de begeleiders het meest vertellen of zeggen.

Doelgroep.

Je vraagt je ondertussen misschien af welke doelgroep ik in dit onderzoek voor ogen heb. Ik ben begonnen bij de doelgroep MBO onderwijs. Destijds heb ik voor deze doel groep gekozen omdat ik hier veel affiniteit mee had, maar merkte dat dit niet de doelgroep is waar ik in de toekomst mee wil werken. Door de mix van stages bij ARTpart en Koning Willem 1 college, heb ik nu een heldere omschrijving voor de doelgroep waar ik mee wil werken en waar ik dit onderzoek naar richt.

De doel groep is: de beginnende beroepsbeoefenaars. Daarmee bedoel ik: studenten die aan het van hun studie zitten en beroepsbeoefenaars die hun studie net hebben afgerond.

 

Dit komt er zo tussen door omdat ik dit tijdens het onderzoek ben gaan realiseren.

Mini peer critic sessie - Jeroen Offerman methode

Aan de methode van Jeroen Offerman kwam weinig structuur te pas. In mijn observatie en deelname ondervond ik vier terugkomende stappen. Ik hield de observatie dan ook als mijn guideline voor deze sessie. Zo hield ik een sessie met de kunstenaar Paul Nieboer (nieboer, 2019). De setting is als volgt: Er is een moderator (die ik zelf ben), de kunstenaar met een werk die hij aandraagt, en een groep die het gesprek aangaat en feedback geeft op het werk van de kunstenaar. In het begin doet de kunstenaar nog niet mee in het gesprek. Wel is hij aanwezig en noteert hij dingen die hij hoort.

In de eerste stap is er een stille aanschouwing van het werk. Iedereen neemt het werk in zich op en neemt voldoende tijd om het werk. Dit is gebaseerd op Roland  Barthes ”Death of the Author” (Seymour, 2018 ), het scheiden van auteurschap en autoriteit (Bron: mail Jeroen Offerman). Deze stap werkte voor mij heel vervreemdend. Het was lastig voor de deelnemers om te beginnen met een ruim interpretabele actie: de actie van gewoon kijken en het werk in je op nemen.

Vervolgens wordt in stap twee de vraag gesteld om het werk objectief te beschrijven door middel van de vraag: ‘Als je iemand zou bellen en je zou beschrijven wat je ziet, wat vertel je nu dan?’ Dit is in de peer critic sessies de ijsbreker om het gesprek te starten. Dit werkte voor mij ook. De deelnemers starten met het beschrijven het werk zonder erover te oordelen. In de taak als moderator was het lastig om de deelnemers op een objectief spoor te houden en associaties nog even weg te laten.

In de derde stap daag ik als moderator uit om nu wel associatief te beschouwen. Ik vraag de deelnemers te vertellen wat ze er in zien of ervaren op een subjectieve grond. Voor mij was het lastig om ronde twee en drie goed in elkaar over te laten vloeien. Het lukte uiteindelijk door zelf een voorbeeld te geven.

In de laatste stap wordt de maker van het werk uitgenodigd om weer in het gesprek te komen. Deze vorm heb ik zo geformuleerd aan de hand van de eerdere observatie van de peer critic sessie. (bron: observatie peer critic). Nu kwam Paul in het gesprek. Zo vertelde hij wat meer over het werk en stelde hij vragen over eerder genoemde dingen. Nu pas ontstond een interessant gesprek wat even aanhield. Ondertussen kon Paul alles opschrijven, maar dat hield hij niet goed bij omdat hij ook in gesprek was. Het einde was iets te open. Er werd niet naar een einde of doel toegewerkt ter afsluiting.

Conclusie

In deze opzet wordt er in het begin een sterke observatie gedaan door middel van een objectievere beschouwing van het kunstwerk. Het middelste deel bij stap drie en vier vond ik zelf lastig om daar verschil in te maken of om daar een goede overgang in te hebben. Wel kwam er een fijne dialoog tot stand, waarin iedereen op een vrije manier kon vertellen wat hij of zij zag in het werk. Dit werd doorgezet wanneer de kunstenaar weer in het gesprek kwam.
Helaas vond ik het einde onduidelijk en was er geen echte afsluiting. Daardoor wijkt de inhoud van het gesprek snel af van het kunstwerk.

Experimenten

In mijn stage heb ik de kans gekregen om te experimenteren met deze vormen. Vanuit de observaties van de peer critic sessies en de Das Arts-methode ga ik mijn eigen mini-peer critic sessies organiseren. Ik kan dan kijken naar wat voor mij als kunsteducator werkt en hoe het ‘buurtte’ ingezet kan worden. Nu volgen er drie experimenten.

Creativiteit aan wakkeren

Intervieuws

In het interview met Huib Fens[1] , Lydia Scheurleer[2] en Bart Smolders[3] komt naar voren dat er wel een  voorbereiding is voor begeleiding bij het beeldend proces. Ookal geven ze zelf in het begin niet duidelijk aan wat dat dan precies is. Maar naar doorvragen komen er toch zaken naar boven.

Bart geeft aan dat hij letterlijk probeert te inventariseren in waar de student staat in het proces. Huib Fens doet dit door proberen mee te denken in het proces van de student. Op deze manier verkrijgt hij ook inzicht over de plek waar de student staat in zijn proces. De plek die wordt bedoeld is de positie tussen wat al gebeurd is en wat nog moet gebeuren: er wordt gekeken naar hoe ver iemand is. Degene die zich het meest voorbereidt is Lydia: zij maakt een lijst met doelen die behaald moeten worden binnen de opdracht. Dit onthoudt ze of houdt ze erbij tijdens het begeleiden.

Wat belangrijk is voor Huib en Bart is de inspiratie van de student. Zo vertel Bart: “Ik probeer in het hoofd van de leerling te komen. Ik wil altijd weten hoe ze over dingen denken of hoe ze het ervaren”[4]. Dit lukt volgens Huib Fens vooral door goed te luisteren en de student te laten vertellen wat hun ervaringen zijn en hoe ze er over denken. Lydia heeft het erover dat je moet kijken naar wat studenten doen in hun vrije tijd. Zo kom je op interessante onderwerpen uit die een student kan inspireren.

Tijdens de begeleiding is het belangrijk dat je creativiteit aanwakkert bij de student. Dit kan je volgens Bart doen door je eigen ervaring als docent in te zetten: de ervaring die je zelf hebt als begeleider vanuit je eigen beeldpraktijk. Zo geeft Huib aan dat hij door zijn eigen beeldende praktijk al weet hoe een student met dingen om kan gaan. Zo probeert hij, net als Bart, de student te inspireren tot creativiteit.

Als afsluiting vraagt iedere begeleider eigenlijk direct aan de student of die vooruit kan met werk maken. Verder wordt er niks meer mee gedaan met wat er in het gesprek gebeurt. De student schrijft alleen zijn eigen bevindingen op.

Uit de interviews komt naar voren dat er een verwisselend verloop in de begeleidingsmomenten zit met een aantal gemeenschappelijke punten. Deze zijn:



[1] Interview samenvatting Huib Fens

[2] Interview samenvatting Lydia scheurleer

[3] Interview samenvatting Bart Smolders

[4] Quote interview Bart Smolders

Werken van uit je ervaring

Richard & Lennart kijken naar werk van Paul Nieboer @ Kunstpodium T

Wat inspireert de student

Creativiteit

Het is belangrijk om als begeleider de creativiteit aan te wakkeren van de persoon die je begeleidt. Dit kan door de verbeelding aan te spreken, want creativiteit heeft verbeelding nodig. Deze twee zijn niet hetzelfde. Zoals Sir Ken Robinson zegt in zijn boek: ”verbeelding is de bron van onze creativiteit, maar verbeelding en creativiteit zijn niet hetzelfde”[1]. Creativiteit zegt per definitie dat je iets aan het doen bent en komt na verbeelding. Je verbeelding kan een innerlijk bewustheid zijn die geheel persoonlijk is (Robinson, 2013). Het zou daarom een taak kunnen zijn voor de begeleider om die verbeelding aan te spreken.



[1] (Robinson, 2013) Bladzijde 139 verbeelding, creativiteit en innovatie.

Ervaring

Werken vanuit eigen ervaring is een input op de inspiratie van studenten. Doordat je zelf te maken hebt met een beeldende praktijk, weet je ook waar studenten tegenaan lopen. Zo kan je ze helpen en adviseren in hun keuzes en het proces dat ze doorlopen. Prof. dr. Ferre Laevers is hoogleraar aan de KU Leuven. Hij is grondlegger van het ervaringsgericht onderwijs. Laevers legt uit dat je gebruik maakt van je eigen ‘ervaringsstroom’. Dit zet je in als middel om je te verplaatsen in een ander. Je ondervindt dan het proces van een ander. De focus ligt dan ook bij het procesgericht onderwijs (Onderwijs maak je samen, 2019). Arja Kerpel beschrijft hoe EGO (ervaringsgericht onderwijs) drie pijlers heeft (Kerpel, 2019). Voor nu benoem ik alleen pijler drie, omdat die relevant is voor ‘buurtte’. Dit gaat over de ervaringsgerichte dialoog. Hierin is het opbouwen van een band belangrijk door een empathische houding aan te nemen. Hierdoor voelen leerlingen zich begrepen en maakt dat de begeleiding beter.

Inspiratie

In het beeldend proces is het belangrijk om het te hebben over dingen die de student inspireren. Zo wakker je een intrinsieke motivatie aan tot maken. Een manier om dit te doen is om te kijken naar de informele beeldproductie van de student. Hiermee wordt bedoeld: dat wat de student zelf verzamelt en uit zichzelf maakt. Je leert de student beter kennen en krijgt inzicht in wat in hun hoofd omgaat. Emiel Heijnen stelt dat de informele beeld productie van jongeren bijdraagt aan de ontwikkeling van hun artistiek vermogen. Om ruimte te creëren voor hun eigen fascinaties en interesse binnen hun eigen leef wereld, kan de drempel naar complexe of onbekende vormen van kunst verlaagd worden. (Heijnen, 2018) Dus de eigen beeldcultuur van de jongeren bevordert het beeldend proces door het te gebruiken als startpositie voor een dieper en verdergaand onderzoek.

Mini peer critic sessie - Das arts methode.

In een tweede mini peer critic sessie die ik organiseerde, gingen we kijken naar het werk van Marlijn van Zadelhoff (Zadelhoff, 2019). Hierin volgde ik een gestructureerde format gebaseerd op de Das Arts-Methode (Bron: voorbereiding mini peer critic 2). In tegenstelling tot de originele methode gaf ik de kunstenaar een aantal keer de mogelijkheid om de vorm van het gesprek te kiezen. Dit gebeurt doordat de kunstenaar de keuze moet krijgen in wat voor hem nodig is of meeste bruikbare, zoals in de Das Arts-methode beschreven staat. Vaak gaat dit samen met de status van het werk. Werk dat af is heeft een andere aanpak nodig dan werk dat in proces is.

De setting was als volgt: Ik als moderator, de kunstenaar die een stillere positie innam om de feedback in zich op te nemen, en een groep die de feedback geeft.

In het uitvoeren van deze vorm werkte het goed om eerst te roddelen en actief te starten met een opdrachtvorm. Hierin konden de deelmeers sneller van start. De manier van praten werkte zeer positief en van daaruit kwam er goede feedback die niet smaakgerelateerd of te subjectief was.

Het jammere er aan was wel dat we af en toe niet in konden gaan op interessant genoemde dingen. Zo bleef het begin nog iets te oppervlakkig. In de puntreflectie kwam er tot mijn verbazing wel meer verdieping. Dit kwam doordat Marlijn hardop denkend tot sterke inzichten kwam. Soms was er interactie tussen Marlijn en de feedbackgevers. Zo ontstond een nieuw spoor, over de tijd van het materiaal en of het glas er uit zou vallen.

Zelf liet ik dit toe, terwijl in de format niet de bedoeling is dat er vragen wordt gesteld over hoe iets geïnterpreteerd moet worden. Maar er ontstond een goede dialoog: daarom week ik af. Hierin ontdekte ik dat de puntreflectie een goede tool was om mee af te sluiten tijdens een feedbacksessie. Wanneer alle post-its zijn geweest, is het ook echt klaar.

Conclusie.

De Das Arts methode werkte voor mij fijn omdat ik en de deelnemers wisten wat er te doen stond. Het was helder gestructureerd. Waar het helaas geen ruimte voor gaf, was een fijne verdiepende dialoog of gesprek. Dit staat ver van wat ik wil bereiken met ‘buurtte’. Ik probeer juist een openheid te creëren waarin iedereen zich vrij voelt om lekker te vertellen, het echte gezellige aspect van buurtte. In de methode van Jeroen Offerman is daar veel ruimte voor en is het bijna een van de rode draden. Wel gaf het die meer doelbewustheid in het gesprek voeren waarnaar ik zocht.

Untiteld (Glas en rubber) – Marlijn van Zadelhoff  @ kunstpodium T

Werkbespreking – mini peer critic 2 @ kunstpodium T

Bibliografie

Offerman, J. (2019, 03 09). RetroSpectacle/THE_ATTIC.html. Opgehaald van http://jeroenofferman.com/: http://jeroenofferman.com/RetroSpectacle/THE_ATTIC.html 

Onderwijs maak je samen. (2019, 04 14). /inspiratoren/prof-dr-ferre-laevers/. Opgehaald van onderwijsmaakjesamen.nl: https://www.onderwijsmaakjesamen.nl/inspiratoren/prof-dr-ferre-laevers/ 

Robinson, S. K. (2013). buiten de lijntjes. Houten: Unieboek.

Heijnen, E. (2018, 10 07). Een nieuw model voor authentieke. Opgehaald van https://www.lkca.nl: https://www.lkca.nl/~/media/kennisbank/publicaties/2017/ce_een_nieuw_model_voor_authentieke_kunsteducatie.pdf

 

nieboer, P. (2019, 04 20). https://paulnieboer.hotglue.me/. Opgehaald van                   https://paulnieboer.hotglue.me/: https://paulnieboer.hotglue.me/ 

Seymour, L. (2018). Roland Barthes's The Death of the Author. Londen: Macat International Limited.

van Dale. (2018, 11 15). /gratis-woordenboek/nederlands/betekenis/buurtte#. Opgehaald van https://www.vandale.nl: https://www.vandale.nl/gratis-woordenboek/nederlands/betekenis/buurtte# 

ThiemeMeulenhoff. (2015). Ontwikkeling door onderzoek. Amersfoort: ThiemeMeulenhoff.

Meertens Instituut. (2018, 11 15). /ewnd/boeken/boek/50. Opgehaald van                                                    www.meertens.knaw.nl: http://www.meertens.knaw.nl/ewnd/boeken/boek/50 

Zadelhoff, M. v. (2019, 04 20). http://www.marlijnvanzadelhoff.nl/. Opgehaald van http://www.marlijnvanzadelhoff.nl/: http://www.marlijnvanzadelhoff.nl/ 

Kerpel, A. (2019, 04 17). ervaringsgericht-onderwijs. Opgehaald van wij-leren.nl:                https://wij-leren.nl/ervaringsgericht-onderwijs.php 

wiel, K. v. (2019, 02 15). praktische-zaken/nuttige-documenten/das-theatre-feedback-method.pdf. Opgehaald van kaskdrama.be: https://www.kaskdrama.be/praktische-zaken/nuttige-documenten/das-theatre-feedback-method.pdf 

University of Gothenburg, Sweden. (2019, 02 13). /english/Contact/staff?userId=xbeeda. Opgehaald                  van akademinvaland.gu.se:

              https://akademinvaland.gu.se/english/Contact/staff?userId=xbeeda 

DAS Graduate School. (2013, 09 04). A Film About Feedback. Opgehaald van vimeo.com:                     https://vimeo.com/97319636 

HKU - Lectoraat Kunst & Professionalisering. (2015, 02 15). dasarts kaarten.pdf. Opgehaald van                musework.nl: https://www.musework.nl/nl/page/6801/dasarts-kaarten-pdf 

Day, P. (2012, 07 13). how-do-you-make-a-firing-squad-less-scary. Opgehaald van                                  Arts.brighton.ac.uk: http://arts.brighton.ac.uk/projects/networks/issue-18-july-2012/the-art-group-crit.-how-do-you-make-a-firing-squad-less-scary 

Mini-peer critic sessie - Gemixte vorm

In een derde mini-peer critic sessie gingen we het werk van Lotte van Lieshout (website lotte) bespreken. Hierin had ik een combinatie gemaakt van de methode die ik gebruikte in de eerste sessie en de methode van de tweede sessie. Om het gesprek op een open manier te starten, probeerde ik het buurtte te bereiken. Dus volgens de methode van Jeroen Offerman, het werk stil beschouwen. Daarna opende ik met de vraag: ‘Als je iemand zou bellen en je zou beschrijven wat je ziet, wat vertel je nu dan?’ (Bron: voorbereiding mini peer critic 3). Het was wederom lastig voor de deelnemers om te beginnen met een ruim interpretabele actie: de actie van gewoon kijken en het werk in je op nemen. Maar de aansluiting van het open gesprek was zeer welkom. Hierin gingen de deelnemers in gesprek met de kunstenaar en kwamen er goede gesprekken.

Als afsluiting werkte ik weer met de puntreflectie van de Das Arts methode. Zo kwam er naast afsluiting ook een verdieping van het eerder gevoerde gesprek. Dit was een verassend resultaat.

Conclusie

In de eigen gemixte vorm was het verrassend dat het eindigen in de puntreflectie een verdieping gaf. Door de affirmatieve methode en de perspectieven van de Das Arts-kaart in mijn gedachten te houden, kon ik het gesprek goed gericht sturen. Er ligt voor mij echt nog de taak om sterker in te grijpen met deze methode als we afdwalen. Dit gaat in de toekomst door ervaring aangescherpt worden. Ik zie ook mogelijkheden om de Das arts methode in te zetten om het afdwalen te voorkomen. Daar ik in mijn conclusie uitwerking verder op in.

In het begin miste ik wel een goede starter voor het gesprek. Want de open observatie gaf te weinig kaders

Puntreflectie – Lotte van Lieshout  @ kunstpodium T

Vragenlijst Semi Gestructureerd interview

Observatie peer critic sessie

Vragen lijst interview ( semi structureel )


1. Voorbereiding beeldende begeleiding moment

Wat bereid je voor, voor dat de les start?
Welk doel stel je je zelf als begeleider voor het begeleiding moment?
Hoe ziet de indeling van zo’n moment er uit?

 

2. Hoe begeleid je de student tijdens het moment/les

Op welke manier open je een begeleidingsgesprek?
Wat is volgens jou de nummer 1,  critera waar een beeldend begeleidingsgesprek aan moet vol doen?
Hoe werk je naar die criteria toe?

Kan je iets vertellen over de verdere loop van het gesprek? Na start wat is het middel deel?

Wat gebeurt er in het midden van het gesprek?
Wat vind je van midden stuk ? en waarom?

3. Afsluiting

Wanneer merk je dat je het gesprek moet afsluiten?
Waarmee sluit je een begeleidingsgesprek af?

4. feed back
Hoe verwerk jij met de student de feed back?
Gebruik je een vaste methode?
Hoe vaak wijk je af van de methode?

5. Belang
Wat moet er volgens jou gebeurd zijn, met de student, na het gesprek?
wanneer is het voor jou een succesvol begeleiding gesprek geweest?

Hoe inspireer je de mensen die je begeleid?
Uit welke bronnen put je, om een begeleiding gesprek te voeden?

 

Observatie peer critic sessie.

Te observeren is de verloop een aanpak van de peer critic sessie, georganiseerd door ARTpart en gemodereerd door Jeroen Offerman. Ik wil weten welke volgorde er wordt gebruikt en welke vragen er worden gesteld. De moderator wordt het centrale aandachtspunt. Ik wil weten hoe hij dit begeleidingsmoment begeleidt.

 

Hoofdonderwerp: Wat doet de moderator ter begeleiding van de peer critic sessie?

Subonderwerpen:           Welke vragen worden door de moderator gesteld?                                                                                   Wat doet de moderator met de input?                                                                                                          Hoe start de moderator en hoe sluit de moderator af?

 

Observatie peer critic sessie verwerkte vorm

08-01-2019. Kunstenaar: Hester van Tongerlo. Moderator: Jeroen Offerman

Setting: Maker houdt zich met aantekeningenboekje op de achtergrond en observeert de sessie in het eerste deel. De rest van de groep en moderator verzamelt zich om het werk heen.

De sessie lijkt uit de volgende onderdelen te bestaan. De moderator begeleidt iedereen naar deze momenten toe door vragen te stellen.

1. Werk beschouwen

iedereen krijgt de tijd om eerst het werk tot zich te nemen. Hierbij gaat iedereen op zijn eigen manier het werk bekijken en ervaren. Nadat iedereen dit heeft gedaan wijst de moderator iemand willekeurig aan en stelt hem of haar een vraag.

 

2. eerste werkbeschrijving.

De moderator stelt de volgende vraag aan iemand in de groep: Als je nu voor dit werk zo staat, en je belt bijvoorbeeld een familielid. Hoe zou je dan beschrijven wat je ziet ?
Aan de hand van deze gestelde vraag gaat het aangewezen groepslid een beschrijving geven. Door de manier van de vraag wordt de beschrijving zeer formalistisch. Zo wordt het werk alleen maar geduid op vorm, formaat en kleur.
Hierop stuurt de moderator aan dat er aanvullingen mogen gemaakt worden.

 

3. Associatie.

Na aansturing van moderator vullen anderen de objectieve beschrijving aan met eigen beschrijvingen van het werk. De aanvullingen hebben een meer associatieve aard. Hierdoor komt bijvoorbeeld een bepaalde tijdsbeleving naar boven of een bepaald gevoel. In deze stap is het belangrijk dat iedereen aan het woord komt.

 

4. Associaties onder de loop nemen

De moderator komt terug op een paar eerder genoemde associaties. Hier leidt hij terug naar toe zodat daar verderop door gedacht wordt. Ook wordt er geprobeerd om geen oordeel te vellen.

 

5. vanuit expertise.

Na de diepere associaties doet de moderator beroep op de individuele expertise van iemand. Zo vraagt de moderator bijvoorbeeld aan een curator: hoe zou je dit plaatsen in een museum? Deze manier oppert directe ideeën op om te proberen met het werk.

 

6. Betekenis & maker

Moderator vraagt of iemand kan vertellen wat het werk betekent of wat het probeert te communiceren. Na wat antwoorden komt de maker in het gesprek. De maker vertelt waar het werk over gaat. Hierop volgt een gesprek of het werk communiceert wat de maker heeft bedoeld.

 

7. tips

De moderator vraagt nu aan iedereen tips of wat hij/zij zou doen om het werk te bevorderen. Dit heeft echt als doel om de maker van het werk verder te helpen. Elke tip wordt geven van uit een rol. Bijvoorbeeld, ik als kunstenaar zou het aanpassen in de vorm van de stoel.

Hierna is de sessie ten einde. Er wordt gevraagd of de maker vanuit de geschreven notulen de punten haalt die haar verder kan helpen.

 

Conclusie.
De moderator heeft zijn eigen maniertje van het begeleiden van de sessie. Hij heeft duidelijk 7 soorten fases in de sessie. Deze kondigt hij aan door de deelnemers te vragen om anders te denken of door een open vraag te stellen. Het start eerst met een stille observatie. Daarna volgt er een vraag om het object te beschrijven. Dit wordt gedaan met de vraag om iemand zogenaamd te bellen. In het vervolg laat de moderator de associaties steeds subjectiever worden. Ook spreekt hij de deelnemers aan op hun expertises.

Als afsluiting vraagt hij gericht naar de betekenis van het werk en de maker. Hierop volgend nodigt hij de maker zelf uit om iets te vertellen over het werk. Na een discussie wordt er gevraagd om nog wat tips te geven aan de maker.

Conclusie Experimenten

In de drie mini-peer critic sessies die ik gaf heb ik het volgende ondervonden. Bij de methode van Jeroen Offerman zijn zowel het begin als het einde te open. Wel geeft deze methode een gerichte vraag om een kunstwerk objectief te beschrijven. Ook kwam ik erachter dat de open dialoog met de kunstenaar het dichtst bij het ‘buurtte’ in de buurt kwam. Er was een ongedwongen sfeer, dus geen hiërarchie. Ook gaf het de openheid waarin iedereen makkelijk het gesprek kon instappen.

In de Das Arts-methode was daar weinig ruimte voor. Maar door de structuur gaf het wel een duidelijker einde dan bij andere sessies. Dit kwam terug in de gemixte vorm. Hierin zag je weer het gewenste effect van een duidelijk einde. Ook hoeft de maker dan niet meer dingen zelf op te schrijven: dit wordt gedaan door de feedbackgevers door middel van post-its. Zo ontstaat er ruimte voor meer interactieve dialoog.

In de gemixte vorm werd ik aangenaam verrast. De puntreflectie maakte een verdieping in het gesprek. Echter kwam weer naar voren dat het begin te open is. Daarom is meer sturing en structuur nodig. In de methode van Jeroen Offerman wordt een startvraag gesteld. Dit kan een sterker begin zijn van een sessie, omdat je dan direct geactiveerd wordt.

Voorbereiding Peer critic sessie Marlijn van Zadelhoff

interview transcript 1

Interview bart smolders docent sintlucas.

R= Richard, intervieuwer

B= Bart, geintervieuwder.

 

R:Bart je ben docent op sint Lucas en geeft begeleiding aan studenten in de projecten.

B: klopt, ik begeleid de studenten vooral op visuele kwaliteiten van de projecten die ze doen.

R: Bart als je begint met een begeleiding van een student, hoe bereid je je voor?

B: Ik probeer altijd eerst te inventariseren in welke fase leerlingen zich bevinden in het project. Zo kan ik kijken wie als eerste mijn begeleiding nodig heeft.

R: Bereid je dat op papier voor, zo als een les voorbereiding.

B: nee, ik doe vaak op het bordt een paar vragen zetten waar leerlingen al aan kunnen denken voor dat ik bij ze kom. De vragen bedenk ik na dat ik weet hoe ver iedereen is.

R: Bedenk je vragen uit een bepaalde poel of verzin je die ter plekken.

B: ik verzin ze meestal, maar merk dat er meerdere vragen vaker terug komen nu ik er over nadenk.

R: In een begeleidingen les. Hoe ziet de indeling van daar van uit? In tijd planning ?

B: meestal begin ik dus met het inventariseren, daarna ga ik iedereen spreken. En onder tussen werkt iedereen verder.

R: hoelang neem je de tijd per student

B: verschillend als het druk is meestal rond de 5 minuten.

R:Bart als je een student dan begeleid, hoe start je een gesprek.

B: Meestal vraag ik de student om iets te vertellen over het werk of project. Dan kijken we samen even naar de beelden of wat er al is.

R: En welke stap gebeurt er dan in het gesprek? Na het kijken?

B: Vaak begin ik zelf te vertellen over een associatie die ik heb of een idee wat ze er verder mee kunnen doen. Kan ook heel verschillend zijn.

R: wat is een belangrijke criteria om een goed begeleidend gesprek te hebben.

B: Als ik een criteria moet geven, is dat de creativiteit moet aan gewakkerd worden bij de student zo dat die zelf weer vooruit kan. Dus voldoende in put krijgt.

R: hoe werk je naar die criteria toe of zorg je er voor dat de creativiteit wordt aangewakkerd ?

B: Ik probeer in het hoofd van de leerling te komen. Ik wil altijd weten hoe ze er over dingen denken of hoe ze het ervaren. Dit kan ik gebruiken om inspiratie te geven. Als aan vulling laat ik meestal werk van anderen kunstenaars zien om te inspireren. Leerlingen kunnen hier altijd op terug kijken.

R: Wat gebruik je als afsluiting van gesprek ? of hoe beëindigt het?

B: meestal vraag ik of de student voldoende weet om verder te gaan en als dat zo is, ga ik naar de volgende leerling.

R: Je vertelde over een online map. Is dat de enigste manier van het verwerken van het begeleiding moment?

B: Ja en nee, meestal komt het in de online map te staan uit eindelijk. Soms schrijf ik zelf voor de student een en ander op of tekenen ik iets uit om dingen duidelijk te maken.

R: Doe je dit volgens een methode ?

B: nee, ik werk vooral volgens mijn eigen idee op hoe ik zou moeten begeleiden. Gebruik vaak mijn eigen ervaring of anekdotes.

R: Op wat voor manier gebruik je je eigen ervaring als methode.

B: ik zie vaak dat leerlingen door zelfde processen gaan, die ik zelf ook heb ervaren. Je kan daarom stellen dat ik de Bart methode gebruik en vandaar uit leerlingen begeleid, help en advies geef.

R: waar bestaat die Bart methode uit?

B: Mijn eigen ervaring vooral. Maar ook inspiratie geven met die ervaring. Dit moet er voor zorgen dat de leerling zijn creativiteit wordt aan gewakkerd.

R: Wanneer is een begeleiding gesprek voor jou succesvol?

B: Als de student voor uit kan. En inspiratie heeft om uit te putten. Dan is voor mij de begeleiding geslaagd.

R: wat vind je belangrijke kwaliteiten van een goed begeleiding gesprek?

B: Er moet creativiteit ontstaan, en input moet vast gelegd zijn zo dat de leerling er op terug kan kijken. En boven al een leerling moet een goed gevoel hebben over het werk of project.

 

Samenvatting:

Een begeleidingsmoment gaat vooral van uit de eigen ervaring (van de begeleider) die de creativiteit gaat aanwakkeren bij de student. Dit kan gebeuren als je als begeleider echt mee gaat in de gedachtestroom van de leerling. Zoals Bart zegt: “Ik probeer in het hoofd van de leerling te komen. Ik wil altijd weten hoe ze er over dingen denken of hoe ze het ervaren.” Het wordt een geslaagd begeleidingsmoment als dit gebeurt. Ook is het van belang dat studenten dit opschrijven of vastleggen. Zo kunnen studenten ook vanzelf weer vooruit.

Voorbereiding is er niet veel. Er wordt alleen gevraagd om een positie binnen het proces in te nemen. Ook wordt er geen methode gebruik bij de verbale feedbackmomenten of begeleidingsmomenten. De methode die wordt gebruikt is vooral de eigen ervaring van de begeleider. Zoals Bart het noemt: “de Bart methode”.

De Tool

Vanuit de conclusie van de experimenten ben ik tot het idee gekomen om iets te gaan ontwerpen dat kan helpen bij het buurtte. Dit is een tool die helpt bij het voorbereiden op een begeleidend gesprek. Zo kan ik als begeleider mij voorbereiden en het gesprek met een doel ingaan. Ook neem ik de uitkomsten van de interviews mee.

Dit idee ontstaat uit de behoefte om bewuster te buurtte met studenten op een overzichtelijke visuele manier.

Zoals ik al aangaf, is het gebaseerd op de ondervinding van de mini-peer critic sessies. Daarin komt naar voren dat een gericht begin sterk kan werken om een gesprek te openen. Dit ga ik doen door dezelfde soort vraag stelling als in de peer critic sessies: “Als je nu hier zo staat en je belt een vriend, je moeder of kennis: hoe zou je dit werk dan nu beschrijven?” Maar ik pas deze vraag aan zodat het helderder wordt voor een begeleider naar wat het doel is van deze vraagstelling.

Na de opening van het gesprek is het de bedoeling dat het open wordt: een gesprek waarin alles plaats kan vinden. Maar dit alles moet wel betrekking hebben tot het makerschap van de student. Om hier richting aan te geven, stel ik vragen van uit de Das Arts-methode. Deze vragen sturen het gesprek terug naar de inhoud van het gesprek.

Om het gesprek af te ronden zou je als begeleider een aantal dingen opschrijven zodat de student dit kan meenemen om vooruit te kunnen. Zo kom ik op een diamant achtige vorm uit. Je begint gericht op een punt, om het gesprek te starten. Dan ga je een open gesprek in om te buurtte. Vervolgens ga je terug aan een gericht punt om het gesprek afteronden. Het word een soort convergeert starten, dan dirigeren en vervolgens weer convergeert te eindigen. De begeleider eindigt dan met input die opgeschreven wordt. Deze input kan aanleiding worden naar verdere onderzoek. Zo dat de inspiratie en bonnen op uit te putten verbreed wordt. Dit is dan weer dirigeren.

interview transcript 2

Voorbereiding Peer critic sessie Lotte van Lieshout

Interview Huib Fens docent FHK.

R= Richard, intervieuwer

H= Huib, geintervieuwder.

 

R:Huib, als je gaat les geven en mensen gaat begeleiden. Hoe bereid je je voor?

H:Als ik het keuzen vak Poëzie ga les geven bereid ik me voor door gedichten en tekst te verzamelen en soms maak ik een powerpoint. Voor de begeleidings momenten voor beeld lab doe ik me niet voor bereiden.

R: Dus je hebt geen bepaalde aanpak?

H: nee ik heb nooit echt gewerkt met een methode, ik geloof daar ook niet in. Het is vooral zo dat ik van uit mijn eigen praktijk dingen doe.

R: Ho bedoel je van uit je eigen praktijk?

H: In mijn eigen beeld praktijk kom ik dingen tegen die een student ook tegen komt. Ik heb dan al de ervaring om hier meer mee om te gaan. Zo kan ik de student helpen hierin.

R: Als je een begeleidingen moment hebt met een student. Gaat zo’n gesprek, of wat probeer je te bereiken ?

H: ik probeer met de student mee te denken. Probeer in zijn leef wereld te komen zo dat ik kan mee gaan in zijn denk proces. Ook is het belangrijk dat de student de student dan enthousiast wordt en aan de slag kan gaan. En ik probeer ervoor te zorgen dat de student logische dingen doet.

R: Hoe zorg je er voor dat een student logische dingen doet? Of je dat uitleggen.

H: nou, ik probeer dan mee te denken in hun processen en er achter te komen waar studenten zelf enthousiast van worden. Zo krijg ik een beeld van wat die precies doet. Dan kan ik met de ervaring die ik heb adviseren of het wel klopt wat die doet.

R: je hebt het nu al vaker gehad over het mee denken in het denk proces van de student. Hoe zit dat voor jou?

H: het ik belangrijk dat je dat doet. Want als begeleider moet je weten wat iemand doet. Zelf geloof ik meer in een leerling meester verhouding. Hierin leef je mee met de student en leer je die kennen. Zo krijg je een idee van het denk proces en wat er om gaat in iemand.

R: wanneer lukt zo iets?

H: ik heb het zelf wel eens getoetst om te praten met iemand die ik nog nooit heb gezien. Dan is het belangrijk dat ik ook zie wat die genen maakt en hoe die er over vertelt. Dat zegt veel over het maak proces. En ik denk dan als je de essentie er uit kan hallen dan is het gelukt.

H: wat belangrijk is om het te laten lukken is om goed te luisteren. Iemand zij ooit tegen me, je hebt van god maar een mond gekregen en niet voor iets twee oren.

R: Je vertelde over het enthousiast maken van een leerling en dat die aan de slag kan. Is dat een goede afsluiting van een begeleidingen moment?

H: ja denk het wel. Als een student enthousiast is en doet waar die blij van wordt dan is het geslaagd.

R: hoe zorg je daar voor, dat de student aan de slag kan?

H: ik probeer dan van uit het mee denken, inspiratie te geven of ideeën. Maar probeer niet alles prijs te geven. De student moet zelf de connecties maken waar mee die ver kan. Ik geef alleen van uit mijn ervaring wat inspiratie over waar die zou aan kunnen denken

R: heb je een noemer hier voor?

H: nee niet echt. Het is meer een spel van iets aan wakkeren. Dus probeer altijd wat van uit mijn ervaring te vertellen. En hoop dat de student daar iets in vindt waardoor die motor gaat draaien en dat die aan de slag kan.

R: en waarnemer is een gesprek niet gelukt.

H: ja als je in de oogjes ziet dat ze geen raad meer weten dan is het niet gelukt. Wat er soms gebeurt wat ik vaker mee maak, is dat als meerderen docenten begeleiden, de student geen raad meer weet. Doordat er van alles gezegd wordt komen er te veel mogelijkheden. Dan is het soms beste om een begeleider er aan te koppelen.

R: Als je nog een tip hebt voor begeleiders, wat zou die dan zijn?

H: een goede tip is of advies meer. Je moet je als begeleider als een gelijken het gesprek in gaan. Zo kan de student op een vertrouwelijke manier echt met je praten. Zo kan je ook het besten in de huid kruipen van zo’n maak proces.

R: je bedoelt op gelijken voet en geen hiërarchie?

H: ja dat je allebei gelijk bent alleen ik als begeleider heb dan niet iets meer ervaring.

 

 

 

Samenvatting:

Hierin komt naar boven dat het belangrijk is dat men mee kan gaan in het denkproces van de student. Dit kan door goed te luisteren. Ook moet je ervoor zorgen dat je de student enthousiast kan maken om iets bij hem of haar aan te wakkeren. Ik versta hieronder het aanwakkeren van een creatief proces. En om dat te doen speel je in op de verbeelding.

Een andere factor die steeds benoemt wordt is ervaring. Dit is eigenlijk volgens Huib de grootste tool waarmee je kan werken. Hij heeft het over je eigen ervaring van uit het makerschap. Dit kan je inzetten om een student te adviseren om tot logische beslissingen te komen.

interview transcript 3

Interview Lydia Scheurleer: Docent Koning Willem 1 College.

R = Richard, interviewer

L = Lydia, geïnterviewde

 

R: Voor mijn onderzoek heb ik vragen over begeleiding die je via dialoog doet. Ik vroeg me af hoe je dat voorbereidt.

L: Ik bereid alleen een lijst voor waarin ik de doelen opschrijf die studenten moeten bereiken of die ik met de student wil bereiken.

R: Houd je die lijst steeds er bij?

L: Soms wel, soms niet. Dat ligt aan het proces van de student.

R: Hoe bedoel je dat, ‘het ligt aan het proces’?

L: Ik kijk hoe ver ze zijn met hun werk en waar ze staan.

R: Heb je een manier hiervoor om te kijken hoe ver iemand is? Hoe meet je dit?

L: Kijkend naar de opdracht die ze hebben. Of ik vraag juist wat ze al kunnen laten zien, zoals schetsen of concerten testen.

R: Hoe plan je dit allemaal?

L: Ik verkondig gewoon dat ze allemaal op z’n minst een keer langs mij moeten gekomen zijn op de dag of ik maak een intekenlijst.

R: Dat is heel praktisch, maar ik vraag me af hoeveel tijd een student nodig heeft in dit moment van begeleiden.

L: Meestal probeer ik het rond de 10 minuutjes te houden. Ligt aan de student vaak.

R: Om terug te komen op een vorig antwoord, studenten laten zien hoe ver ze zijn, is dat ook hoe je begint met het gesprek?

L: Ja min of meer, ik bekijk het werk en dan ga ik vertellen wat ik zie. Ik probeer dan geen beoordeling te doen, maar gewoon kijken of ik het snap waar mee ze bezig zijn.

R: Als je een criterium mag opstellen voor een begeleider, aan welke criteria moet die dan voldoen?

L: Oef dat is een lastige vraag. Ik vind een luisterend oor belangrijk. En dat de student op een vruchtbaar pad blijft.

R: Wat is een vruchtbaar pad?

L: Dat je genoeg laat ontstaat bij de student op gebied van ideeën en mogelijkheden.

R: Is dit een creatief pad of zou je het anders benoemen?

L: Ja, of een ideeënpad, misschien een ideeënrivier om uit te vissen.

R: Hoe bereik je dit met de student?

 

L: Meestal probeer ik te ontdekken wat ze leuk vinden, of interessant. Ik kijk naar wat er in de vrije tijd gebeurt. Dit kan ik inzetten om ideeën te openen. Want ik probeer dan niet iets voor te zeggen of te vertellen hoe je dit in zet. Daar moet de student natuurlijk zelf achter komen.

R: Wat doe je als je klaar bent met een gesprek?

L: Ik schrijf meestal voor de student nog wat tips op.

R: Hoe kom je tot die tips?

L: Nou, door het gesprek of ik kom zelf op interessants topics die ze kunnen onderzoek. Dat schrijf ik voor ze op in steekwoorden. 

R: Is er een methode die je gebruikt voor dit opschrijven van dingen?

L: Nee, maar ik kijk wel bijvoorbeeld naar Emiel Heijnen. Dat is een kunstdocent volgens mij, die het ook heeft over wat studenten maken in hun vrije tijd en hoe je daar op inspeelt. 

R: Hoe speel je er dan op in?

L: Met de student even bespreken hoe ze dat letterlijk kunnen inzetten. Het moet ervoor zorgen dat ze enthousiast worden uit zichzelf. En ik laat ze dan zien dat creativiteit overal zit, zelfs in de krabbeltjes in je schrift die je maakt.

L: Soms hebben die studenten zoveel inspiratie en motivatie nodig. Dit is ook iets belangrijks als docent. Dat ze inspireert.

R: Wanneer is een begeleidingsgesprek gelukt?

L: Als de student weer verder komt.

 

Samenvatting:

Hierin is een kleine voorbereiding op het gesprek belangrijk. Het wordt gedaan in het kort doordat je de doelen die ze moeten behalen opschrijft. Ik kan dit eigenlijk wel vergelijken met een semi-gestructureerd interview. Ook is het belangrijk dat er een flow ontstaat in creatieve input. Dit wordt gedaan om te kijken naar wat de student in de vrije tijd doet of maakt.

Ook is het voor de student dus fijn dat je dingen voor ze opschrijft om op door te zoeken. Zo voed je het proces. Ook is het inspirerend en motiverend om dit te doen. Als begeleider is het belangrijk dat je een inspiratie voor je student bent.

Inleiding Onderzoek

Voor mijn afstudeerpresentatie ben ik op zoek gegaan naar een onderwerp, wat ik echt leuk vind om te doen. Dit was een van de opdrachten die we mee krijgen van uit het vak context uit leerjaar 3 van de opleiding docent beeldende kunst en vormgeving.
Om hierachter te komen stel ik de volgende vragen om meer inzicht hierin te krijgen. Eerste vraag; Doe ik het vanuit mijzelf? Als je iets doet wat je leuk vindt, komt dat op mij heel natuurlijk over. Hiermee bedoel ik dat het maken van beeldend werk zonder moeite en bijna automatisch van zelf gaat.

Tweede vraag; Vind ik het gekozen onderwerp interessant genoeg om er op zijn minst een jaar mee bezig te zijn? Dit vind ik belangrijk omdat het afstudeeronderzoek iets is waar ik het hele jaar mee bezig ben. Daarom moet het niet alleen leuk zijn om te doen of vanzelf komen, maar het moet  genoeg inhoud hebben om er verdieping in te vinden. Daarnaast moet het voor mij ook interessant zijn op een fascinerende wijze. Zo fascinerend dat ik er niet over op wil houden, zeker een jaar lang.

Met deze twee vragen als richtlijn ben ik erachter gekomen dat ik de meeste tijd spendeer aan het maken van beeldend werk. Dit komt doordat het altijd al een prominente rol had tijdens mijn studieloopbaan. Ik benoem het zo, omdat ik vóór de studie Docent Beeldende Kunst en Vormgeving een opleiding heb afgerond in film en fotografie op het Sint Lucas. Daar lag de focus alleen maar op het maken van beeld. Dit vindt dan dus ook een echo in mijn huidige studie Docent Beeldende Kunst en Vormgeving. Daarom ben ik vooral bezig met het maken van beeldend werk.

 

Nu ben ik heel nieuwsgierig naar wat voor werk ik maak en in welke context dat werk bestaat. Ik merk vaak dat ik werk met tegengestelde aspecten. Daarnaast lijkt het erop dat mijn beelden ontstaan uit observaties uit mijn directe omgeving.  Mijn beeldende praktijk wordt voornamelijk gevoed door hedendaagse kunstenaars. Ik vraag me dan ook af hoe mijn werk zich verhoudt tot de kunstenaars die mij inspireren. Om te kijken in welke context ik werk maak en hoe ik mij verhoud tot die kunstenaars, ga ik kijken naar wat de connectie precies is en welke kenmerken naar boven komen.

 

Ook ben ik door de twee gestelde richtlijnen erachter gekomen dat ik vaak iets opvallends doe. Dat is met medeleerlingen en docenten “buurtte” over kunst. In dit geval is dat zomaar over kunst in de breedste zin, maar vooral gericht op het huidige beeldmaakproces. Dit doe ik vanuit mezelf en ik was me niet eerder bewust van het feit dat ik dit ook vaak doe. Door de richtlijnen kwam dit wel op mijn radar. Door middel van het buurtte voed ik niet alleen de beeldpraktijk van anderen, maar ook die van mezelf. Als ik dit later zou kunnen doen als beroep, zou ik er heel vrolijk van worden. Het viel mij ook op dat in de meeste gevallen van het begeleiden van beeldmaakprocessen, docenten ook van uit het “buurtte” handelen of dat als een middel gebruiken. Daarom vroeg ik mij af wat er nu in dat “buurtte” zit. Als ik terugblik op vorige stages waar ik leerlingen of studenten begeleidde in het beeldmaakproces, kwam er naar voren dat het één op één lesgeven mij goed af gaat. Dit is weer een vorm van “buurtte”. Wat zit in nou in “buurtte” en wat is dat precies als we het hebben over het begeleiden van een maakproces? Daarom ga ik hier ook een onderzoek naar doen.