Het gedeelte van Hindeloopen dat in de zee is verdwenen. Brokstukken in het water.
Een stad die dorp werd. Een kustplaats zonder zilte lucht en zeevaarders zonder haven.
Ik wil de zee terugbrengen. De sea. Ik besef des te meer de invloed van de Zuiderzee en de teloorgang en verloedering van deze havensteden na de afsluitdijk.
Tijdens de franse tijd waren de Hylpers geen zeevaarders meer. En na de bouw van de afsluitdijk waren het niet eens meer vissers.
Op het eerste punt, intusschen, was de nood dreigenst; men wendde wel alles aan, om door aangebragte zeilen en steenen te stoppen en te keeren; doch was onbestand tegen het geweld der zee, en moest eindelijk het vallen des waters lijdelijk afwachten. Deze uren waren bang. Men liep radeloos door elkander, pakte, sleepte en vlugte, moeders met hare zuigelingen op den arm, onder het dof gebrom van noodklokken en het gillen eener arme weduw, wier zoon, pas uit Rusland teruggekeerd en aan de schipbreuk ontsnapt, bij zijne al te stoute pogingen, tot behoud der stad, reeds het slagtoffer was geworden - met nog twee anderen, door de zee zijnde weggeslagen, en, terwijl deze ontkwamen, verpletterd of gesmoord.
(Johannes Coenraad Beijer, 'Gedenkboek waternoodramp')