2. Lesobservaties & interviews

Beste lezer,

Welkom op pagina 2 van mijn Research Catalogue: Lesobservaties en interviews.

Ik heb bij collega docenten woordkunst - drama een aantal lessen geobserveerd en daarna een kwalitatief interview afgenomen. Dit om de actieve lessituatie van verschillende groepen lagereschoolkinderen tussen de 8 en 12 te kunnen betrekken in mijn onderzoek als ook de visie op chaos van de docenten.

 

Ook het verschil in locaties, Kortrijk en Brussel, is een bewuste keuze: Het verschil dat leerlingen elkaar kennen van de dagschool of niet, of ze allemaal dezelfde taal spreken en waar ze leskrijgen zijn elementen die meespelen in het onderzoek naar chaos.

 

Deze pagina is opgebouwd van boven naar beneden:

Eerst krijgt u de vragenlijst van het interview als ook de richtlijnen van de observatie te lezen. Daarna is er een onderverdeling, gebaseerd op de scholen waarvoor de docenten werken, en dus waar de lesobservaties plaatsvonden. Bij elke docent zijn er twee documenten te vinden: het observatieverslag en de samenvatting van het interview.

 

Ik wens u veel leesplezier.

Welkom

6. Conclusies

1. Deskresearch

8. Verklarende Woordenlijst

3. Experiment Gedichtendag

5. Begeleiding

7. Bronnenlijst

4. Disseminatie

Sielke De mulder

Observatie verslag

Samenvatting Interview

Lut Bogaert

Observatie verslag

Samenvatting Interview

Observatie kijkwijzer

Analyse observaties en interviews

Na het interviewen van verschillende docenten en hun klassen te observeren, kan ik met een vrij duidelijk beeld zeggen hoe er gewerkt kan worden met groepen lagereschoolkinderen tussen 8 en 12 in het DKO in Woordkunst – Drama.
Er zijn vele verschillen, echter delen ze allemaal dezelfde elementen. Er zijn veel gelijkenissen, ongeacht de grootte van de groep, de locatie waar ze lesgeven, tijdstip en voorbereiding.

Volgens alle docenten die ik gesproken heb, is er chaos aanwezig. De docenten geven aan dat kinderen altijd chaos met zich meebrengen, ongeacht leeftijd. 

Lut Bogaert beschrijft chaos als een negatief element. Wanneer leerlingen de les verstoren omdat ze heel de tijd aan het praten zijn, wanneer ze weg aan het kijken zijn, kinderen die graag opgemerkt willen worden, kinderen die niet opletten… Lut vindt dit chaos omdat ze de regels niet volgen en stoorzenders worden in haar boodschap. Zij wil de leerlingen lesgeven, maar kan dat niet doen door deze chaotische leerlingen.

Ik heb ongeveer hetzelfde gehoord toen ik sprak met Hendrik van Eycken. Hij vertelde me dat chaos, voor hem, is wanneer er geen focus is. Dat kan komen door de leerlingen die, net zoals Lut zegt, vele prikkels versturen naar de klas en naar de docent, maar het kan ook komen door prikkels van buiten het lokaal. Mensen op de gang, gebeurtenissen op straat of op de speelplaats… Er zijn vele prikkels die een klaslokaal beïnvloeden.

Katrien De Muynck en Sielke De Mulder bevestigen dit. Chaos ontstaat door het te veel aan prikkels, en die prikkels kunnen echt overal van komen.

Echter, zo zeggen Katrien, Sielke en Hendrik, is die chaos net interessant om mee aan de slag te gaan!

Deze prikkels kunnen ingezet worden in de lessen. Het onderdrukken van chaos kan net zorgen voor weerstand. Het actief omgaan met prikkels kan ervoor zorgen dat er artistiek interessant gewerkt kan worden, zowel voor de leerlingen als voor de docent. Wanneer de prikkels van de leerlingen genegeerd zouden worden, voelen ze zich niet gezien en niet gehoord. Hun interesse neemt af, en daardoor ook hun deelname aan de lessen. Ook kan het net een geweldige tool zijn om theatercodes, techniek en inspiratie bij te brengen. Chaos kan dus ingezet worden op een pedagogische en didactische manier!

Echter zijn er wel duidelijke voorwaarden hoe je met deze chaos aan de slag kunt gaan. Voorwaarden die alle docenten beamen:

Zo is een belangrijke voorwaarde veiligheid en vertrouwen. Zonder deze elementen kan er niet gepeeld en gewerkt worden. De chaos moet zich dus beperken binnenin afspraken die voor iedereen gelden, en die nageleefd moeten worden. Dat lees ik ook in Theater vanuit het nietsSpelen is de kunst en dramatiseren. Het is een voorwaarde voor zowel theater, als theatraal werken met chaos. Een vorm om veiligheid en vertrouwen te bereiken zijn duidelijke afspraken maken met de leerlingen. Wanneer de afspraken worden overtreden, volgt er meestal een gesprek om de leerling te wijzen op diens gedrag en het zo bij te sturen.
Deze afspraken kennen de leerlingen ook en ze wijzen elkaar ook op hun gedrag.


Ook is tijd een belangrijke factor. Hoe lang mogen leerlingen zelfstandig werken aan een scène? Hoeveel tijd geef je een brainstorm? Hoe lang mag een opdracht duren? En hoe lang duurt een eventueel toonmoment tijdens de les? Tijdsmanagement is van essentieel belang, geven alle docenten toe. Te veel tijd en de leerlingen zijn moeilijk te controleren, wat kan resulteren in het breken van afspraken. Te weinig tijd en de leerlingen kunnen niet laten zien wat ze willen laten zien. Ze worden dan niet gehoord en/of gezien. In Dramatiseren heb ik gelezen dat er een structuur is voor voorstellingen te maken, die ik ook terugzie tijdens de observaties. Alleen dan op een zeer kort formaat. De fases worden op een zeer snelle manier doorlopen, meestal met veel voorwerk door de docent zelf, om de leerlingen een aantal stappen zelf te laten ervaren. Het worden kleine voorstellingen die de leerlingen maken, op een extreem korte tijdsspanne. Het geeft de leerlingen wel de kans om van vele soorten opdrachten te genieten, en het geeft de docent de kans om de leerlingen hun creativiteit te laten stimuleren op verschillende vlakken. Via deze weg kan de docent ook de verschillende leerdoelen van OVSG proberen te behalen in één les, als ook zorgt het er voor dat de leerlingen zich niet snel gaan vervelen. Verandering van spijs doet nu eenmaal eten.

Ook de ruimte waarin er lesgegeven wordt, moet benut kunnen worden voor lessen woordkunst – drama, dat wil zeggen een ruimte die prikkelarm is maar prikkelrijk gemaakt kan worden als de docent daarvoor kiest. De prikkels die ingezet worden, kunnen de leerlingen en de docent net helpen tijdens de les op opdrachten interessant te maken. Echter moeten deze prikkels bewust worden ingezet. En dat is, van wat ik heb gezien, vaak niet het geval als het gaat over de ruimte. Prikkels zoals een slagwerk les naast de deur, of mensen die roepen en tieren op straat, een speelplaats vol kinderen of een schoolfeest kunnen er voor zorgen dat er te veel prikkels binnenkomen en de chaos niet meer te hanteren valt. Daarom zijn goede afspraken met collega’s, afspraken met de schoolinstelling waar er lesgegeven wordt en elementen om prikkels te bannen uit een lokaal (zoals gordijnen voor een raam, geluidswering…) geen overbodige luxe.

Een ander element is focus. De leerlingen moeten zich concentreren met wat ze bezig zijn. Ze moeten dus actief bezig zijn met hun (spel)opdracht. Om dit te bereiken zag ik docenten een paar trucjes uithalen. Zo is er het ‘vlinderen’. De docent gaat bij elk groepje even langs en vraagt hoe het gaat, geeft tips en vliegt dan naar een ander groepje. Een ander trucje is om een stopwoord/stopzin af te spreken met de groep. Bij Lut Bogaert is dat zinnetje bijvoorbeeld “1,2,3 actie!” en dan weet iedereen dat ze stil moeten zijn en moeten kijken en luisteren. Een andere manier is om een leerling niet te laten meespelen. Spel moet vrijwillig blijven en als de leerling niet bezig is met de opdracht, kan het zijn dat die de opdracht niet willen uitvoeren. Door spel echt vrijwillig te maken en te behouden, zorgt het niet voor spanning en wrijving bij de leerlingen, waardoor ze zich echt kunnen focussen op de gegeven opdracht.

De docent zelf is een belangrijke factor. De docent moet namelijk ontvankelijk zijn voor de prikkels die de leerlingen uitsturen, kunnen schakelen tussen welke prikkels belangrijk zijn en welke niet, als ook de opdrachten helder kunnen formuleren, beoordelen en van feedback voorzien. Het is de docent die beslist wat er wel en iet gespeeld kan en mag worden. Het is daarin ook de keuze hoeveel chaos de docent toelaat in de les. Voor stemtechniek aan te leren is er weinig tot geen chaos nodig, voor het maken van een scène en die tonen aan de klas dan weer wel.
Door het bewust toe te laten van chaos, kan er veel gewonnen worden. Echter, als de docent hier niet voor open staat of mentaal en/of fysiek er niet toe in staat is, kan een les snel ontsporen, volgens alle bevraagde docenten.

Wat ik uit al deze voorwaarden haal, is wat alle docenten benoemen dat essentieel is wanneer er gewerkt wordt met chaos: een structuur.
Er moet een plan, een kader, een orde zijn waarin al deze voorwaarden gegoten worden om een stevige les te maken: veiligheid, vertrouwen, tijdsindeling, ruimte, focus en de docent zelf. Met deze elementen kan er een orde gemaakt worden waarin de leerlingen aan de slag gaan waarin ze zichzelf kunnen laten zien en horen. Het is een wisselwerking, volgens Sielke. De docent geeft aan de leerlingen een opdracht in een bepaalde orde, die de leerling zelf kan invullen en het resultaat kan delen met de anderen. Zo wordt iedereen beter in het onderwezen vak.

Dit heb ik mogen observeren en bespreken, wanneer het gaat over enkelvoudige lessen. Lessen die gevuld zijn met korte opdrachten en die niet naar een toonmoment werken waar extern publiek welkom is. Het is exact wat Cecil O’Neil zegt dat niet de bedoeling is, omdat de leerlingen niet de diepte in gaan. De leerlingen moeten net de lange boog kunnen maken, het proces in duiken om meer te leren over zichzelf en over theater.
Wanneer ik de docenten aansprak over een voorstelling maken vanuit deze orde en dus vanuit chaos, hoor ik weerstand. Ze beamen dat het een goede manier is om te starten. Een brainstorm, een eerste paar repetities om ideeën te generen voor het uiteindelijke toonmoment, daar kan chaos zeker voor dienen. Echter moet daarna de docent, volgens de geïnterviewde, het roer overnemen. Anders weet de docent niet wat er getoond wordt en of het voldoende ontwikkeld zal zijn.
Katrien De Muynck en Lut Bogaert gaan hier zelfs een stap verder in. Ze zeggen dat een ander onderdeel van de orde is dat de leerlingen al verschillende theatrale technieken onder de knie hebben, alvorens er gewerkt kan worden met chaos. Zonder die technieken kan er niets ontstaan, omdat ze niet weten hoe ze het moeten maken.

Het werken met chaos in het DKO wordt door de geïnterviewde docenten woordkunst - drama zeker gedaan! Er is een bepaalde orde nodig om dit in goede banen te leiden, en het wordt vooral toegepast in korte improvisaties en als brainstorm voor eventuele toonmomenten met extern publiek.

Observatie verslag

Samenvatting Interview

Hendrik Van Eycken

Vragenlijst Interview

Katrien De Muynck

Observatie verslag

Samenvatting Interview