Conclusies
Inhoud:
Vooronderzoek
Mijn hoofdvraag ga ik analyseren en daar volgen een aantal bedenkingen uit. Dit resulteerde in een vooronderzoek dat ik noodzakelijk vond om mijn hoofdonderzoek grondig te kunnen doen.
Zowel het voor- als hoofdonderzoek bestaan op hun beurt uit deelvragen.
Deelvragen
Deelvragen worden allemaal voorzien van een conclusie.
Experiment
Na het uitvoeren van het experiment kon ik eindelijk aan de slag met data analyseren. Dit heb ik heel grondig gedaan a.d.h.v. Microsoft Excel om cijfermateriaal te gaan verlijken. Daarom heb ik ook heel wat grafieken gemaakt omdat dit visuele aspect mij wel heel veel helpt bij het bekomen van conclusies.
Algemene conclusie
Wat neem ik mee naar de upgrade van mijn ontwerpgericht onderzoek.
Welke conclusie kunnen we nu innemen op mijn hoofdvraag?
7. Terminologie
0. Start
6. Bronnen
4. Begeleiding
3. Onderzoek
1. Inleiding
Het is een feit dat actief musiceren en het beluisteren van muziek bevorderlijk is voor de plasticiteit van het brein. Dit beaamt de filosofe Alicja Gescinska (2018) in haar boek:’ Thuis in muziek’. Volgens hoogleraar neuropsychologie Erik Scherder (2013) heeft deze verhoogde plasticiteit een invloed op
· Stemming: pure chemische reactie in het brein waar filmregisseurs dankbaar gebruik van maken. Zo kunnen ze een (beeld)gevoel versterken of afzwakken d.m.v. muziek.
· Leren: iemand met een muzikaal brein zou beter in staat zijn om nieuwe dingen te leren. Scherder raadt mensen aan om een muziekinstrument aan te leren als vorm van breingymnastiek.
· Gezondheid: gezond brein / gezond lichaam. Niet enkel de aanmaak dopamine is een surplus voor ons brein maar er is ook fysiologisch positief gevolg. Omdat je gezichtsmasker als klankkast fungeert bij het zingen, zou snot zich moeilijker vastzetten in de sinusholtes en daarvoor blijf je dus ook gezonder.
Klinisch neuromusicoloog Artur Jaschke (2022) voegt hier nog aan toe:
· Sociaal: muziek kan groepen van mensen verbinden.
· Zelfvertrouwen: door het bespelen van een instrument geef je een deel van jezelf bloot. Door jouw interpretatie van een muziekstuk te verwoorden t.o.v. een luisteraar leer je jouw visie argumenteren en verdedigen.
Er is nog een verschil tussen iemand die enkel naar muziek luistert en iemand die zelf muziek speelt. Tijdens een onderzoek met een fRMI-scan kun je zien welk deel van het brein actief is. Op de scan lichten de actieve delen van de hersenen op.
Zowel bij het musiceren als muziek beluisteren is er in ieder deeltje van het menselijk brein activiteit te bespeuren. Er is wel een wezenlijk verschil tussen luisteren en musiceren in die zin dat de amplitude bij het musiceren veel hoger is. Dit wil dus kortom betekenen dat je bij het musiceren jouw brein ten volle benut. Hierdoor is ook de aanname dat muziek maar in één kant van het brein zou zitten de kop ingedrukt.
Muziek is één van de gemakkelijkste kunstvormen voor buitenstaanders. Iedereen heeft wel bijna onmiddellijk een gevoel bij een muziekstuk. Terwijl dit bij beeldende kunst bijvoorbeeld niet zo is. Als we terugkeren naar onze hersenscan moeten we opmerken dat ook het deel waar de emoties zich bevinden in het brein actief worden bij het beluisteren en spelen van muziek. Dit gedeelte bevindt zich vlak bij de gedeelten waar onze motoriek geregeld wordt. Vandaar dat we spontaan de neiging tot bewegen krijgen of het gevoel van rillingen over ons lijf bij muziekbeleving.
Muziek is in staat om dopamine aan te maken. Deze stof maakt het lichaam aan als 'beloning'. Het wordt ook wel eens het gelukshormoon genoemd. Andere manieren om deze stof aan te maken zijn:
· Favoriete eten
· Chocolade
· Goede (sport)prestatie
· Seks
· Drugs
Ook de fysicus en wetenschapsjournalist, Mark Mieras (2015), wijst op de invloed van muziek op onze hersenontwikkeling. Ook hij komt tot de vaststelling dat actief musiceren meer impact heeft dan passief luisteren naar muziek. De voordelen die hij opsomt zijn een aanvulling op de eerdere opsomming van Scherder. Ontwikkeling van het auditieve systeem bij kinderen draagt bij aan de primaire functies:
· Luisteren
· Taalverwerving
· Leesvaardigheid
· Emotionele intelligentie
In Amsterdam is er een organisatie, Aslan, die dit hiaat probeert te verkleinen. Zij trekken naar de basisscholen toe en leggen concrete linken tussen taal en muziek. Zowel taal als muziek zit bijvoorbeeld boordevol van ritme. Verder schenken ze ook heel wat aandacht aan het socio-emotionele luik (leraar24, 2019).
Bronnen:
Erik Scherder, Youtube: Wat gebeurt er met de hersenen als je muziek luistert, 2013
Artur Jaschke, Podcast: Kracht van de muziek, 2022
Alicja Gescinska, boek: Thuis in muziek, 2018
Mark Mieras, Webpagina: Wat muziek doet met kinderhersenen, 2015
Redactie, Webpagina: Muziekonderwijs met leerlijn belangrijk voor het brein, 2019
ONDERZOEKSVRAAG
Welke digitale middelen kunnen ingezet worden om aan te zetten tot actieve muziekbeleving bij leerlingen uit de 1ste graad van het secundair onderwijs.
Eerst moet ik mijn prototype aanpassen met betrekking tot de feedback die ik verkregen heb tijdens mijn experiment. Deze opmerkingen kunt u lezen bij 'conclusies in cijfers'.
Algemene conclusie
onderzoeksvraag: Welke digitale middelen kunnen ingezet worden om aan te zetten tot actieve muziekbeleving?
Digitale middelen zijn er ruim voldoende. Op mijn website (www.modig.be) kunt u een lijst van diverse toepassingen vinden. Deze toepassingen, die onderzocht zijn door mij op didactische waarde, kunt u voor verschillende doeleinden inschakelen. Gaande van online muziekstudio's tot games enzovoort.
Maar hoe zit het met de motivatie van leerlingen en leerkrachten? Willen en kunnen zij deze toepassingen in gebruik nemen?
Uit de verschillende bevragingen en het experiment durf ik vast te stellen dat het iets doet qua verhogen van de motivatie bij de leerlingen. Tegelijkertijd suggereren de commentaren dat de leerlingen de leerkracht voor de klas willen hebben en zeker praktijk willen beleven. Ze willen musiceren en muziek praktiseren en dat is toch iets wat ze gemist hebben in de game.
Kortom, het is een leuke werkvorm om mee te werken. Ik denk dan meer in oefeningen voor vastzettings- en/of herhalingsprincipe toe te passen. Het kan ook perfect dienen voor remediërings- en verdiepingsoefeningen maar een volledige lessenreeks gaat er niet inzitten.
Met moeten ook het GOK-beleid (Gelijke OnderwijsKansen) in het achterhoofd houden. Volgens Alexander van Deursen (2023) wordt de sociale ongelijkheid groter door toenemende digitalisering. Dit behoeft immers financiële middelen die niet iedereen heeft. Vandaar dat de regering de Digisprong in het leven heeft geroepen. Op deze manier wordt er een toestel beschikbaar gemaakt voor iedere leerling. Dit is geen zaligmakende oplossing stelt Mark Warschauer (2012). Met enkel een toestel ter beschikking te stellen kom je er niet. Je moet de leerlingen, maar ook de leerkrachten pedagogisch en technologisch bijstaan. En daarom stel ik me ook vragen bij de digitale bereidheid van onze leerkrachten. Als ik zie hoe moeilijk je leerkrachten gemobiliseerd krijgt om op de digitale kar te springen, zie ik ze ook niet meteen naar zulke tools grijpen. Bovendien kon 30% van de leerkrachten, die de moeite genomen hebben om deze tool te testen, de game niet voltooien omwille van te weinig ICT-affiniteit.
Ook stel ik me vragen bij het gebruik van digitale middelen in het algemeen. Ik heb een portaalwebsite ontwikkeld met allerlei applicaties op en sommige al voorzien van tutorials inclusief lesideeën. Spijtig genoeg moet ik opmerken dat deze website tot op heden nog heel weinig bezoekers trekt.
De facebookcommunity doet het iets beter. Daar zijn toch al enkele leerkrachten die de instructiefilmpjes bekijken, maar van interactie is er nog totaal geen sprake. Verder moet ik opmerken dat de leerkrachten die hier al actief op zijn, IT-minded leerkrachten zijn. Met de community en MoDig wens ik net de minder digitale leerkracht te bereiken.
We kunnen ons dan ook de vraag stellen of de digitalisering een meerwaarde biedt en meer nog of de leerkrachten hier klaar voor zijn?
Digitalisering is niet meer weg te denken in onze huidige maatschappij. Maar de leerkracht blijft een prominente plaats houden. Al is deze zich daar niet altijd even bewust van. We blijven immers de leerkrachten nodig hebben om de leerlingen te leren lezen (op papier). Leerlingen moeten een kritische houding leren aannemen t.o.v. het mediagebruik. Dit gaat verder dan enkel een kritische houding aannemen over hetgeen wat er op het internet gevonden wordt. De ecologische voetafdruk van digitalisering moet ook kritisch bekeken moeten worden.
Inleiding
Met de komst van teamteach op verschillende scholen en de vernieuwde eindtermen, is kunsteducatie in de 1ste graad van het secundair onderwijs geweldig achteruit gegaan. Dit is een aanname die meerdere van mijn vakcollega's delen. Dit weet ik vanuit informele gesprekken. De vakspecialist kan zijn vak niet meer geven met de passie en beleving zoals men dat gewend is . Deze verdwijnt zelfs op een aantal scholen en wordt dan vervangen door leerkrachten zonder kunstachtergrond.
Om dit gebrek aan kennis op te vangen, vraag ik mij af of we dit gat niet kunnen verkleinen door gebruik te maken van digitale middelen en zo de muziekleerkrachten toch hun stem kunnen laten behouden in de klas. Ook al zou deze virtueel zijn.
Let op: ik wil zeker niet de vakleerkracht vervangen door digitale middelen. Ik blijf van mening dat we vakspecialisten voor de klas nodig hebben!
Al van in het begin van mijn onderzoek heb ik moeten vaststellen dat het samenstellen van focusgroepen met leerkrachten muzikale opvoeding inzake digitalisering geen sinecure is en toen ook nog directies zijn gaan tegenwerken, was ik verplicht om op 18 maart mijn onderzoeksmethode te wijzigen naar een ontwerpgericht onderzoek.
Op 20 maart heb ik dan meteen 5 leerkrachten gevraagd om mijn experiment met hun klas te delen. Niet per definitie als lesmoment, omdat ik de planning van de leerkrachten wou respecteren net voor de examenperiode, maar als een vrije oefening. Deze 5 leerkrachten hebben ongeveer 100 leerlingen samen. Van deze 100 leerlingen zijn er uiteindelijk 10 bereid geweest om de test te doen. Aangezien dit te weinig testresultaat zou opleveren, ben ik zelf naar twee scholen toegetrokken met mijn VR-bril en experiment. Zo heb ik dan nog een veertigtal testresultaten erbij kunnen sprokkelen. 51 respondenten lijkt mij wel voldoende om een goed beeld te kunnen krijgen.
Bovendien heb ik op 20 maart 15 leerkrachten gevraagd om mijn experiment te testen. Aangezien hier maar 6 leerkrachten toe bereid waren, vind ik de behaalde cijfers niet representatief. Uiteraard neem ik de verzamelde kritiek wel mee om zodoende mijn escaperoom te upgraden.
Welke digitale middelen?
Deze website richt zich specifiek op het gebruik van 'virtual reality' binnen het muziekonderwijs. Natuurlijk is mijn onderzoek veel breder gegaan als enkel VR. Om het onderzoek af te bakenen is het VR-verhaal geëxperimenteerd geweest in de klas.
Achter de schermen heb ik allerlei applicaties getest. Deze heb ik verzameld op de website: www.modig.be. Sommige applicaties heb ik al voorzien van een laagdrempelige videotutorial om zodoende leerkrachten een duwtje in de rug in te geven inzake digitalisering.
Anneke Smits (2023) plaatst een aantal belangrijke tegenkantingen in het daglicht.
- Op papier lezen doen we grondiger. Digitaal lezen gebeurt bijna altijd al scannend en gebeurt dus met minder diepgang.
- Concentratieverlies bij het lezen op scherm. Je zit sowieso met het gevaar op afleiding door de verschillende apps op het toestel.
- Maar vooral het misverstand inzake digitale geletterdheid bij het gebruik van digitale oefenprogramma's wil ik u niet onthouden. Aangezien deze programma's vaak met multiple choice of waar/onwaar werken, blijf je op een lagere orde van de taxonomie. Kwestie digitale geletterdheid is er niet veel winst mee te behalen.
Waarom VR / Metaverse?
Zoals de advertentie aangeeft van Meta, het bedrijf achter de bekendste VR-bril met name de Quest, heeft de Metaverse een belangrijk voordeel inzake training.
Op dat gebied ben ik volledig akkoord met de advertentie. Sommige opleidingen kunnen hier best veel leerwinst uithalen. Denk o.a. aan vluchtsimulators en dergelijke.
Binnen het kunstonderwijs ben ik op zoek gegaan of er hier voordelen te vinden zijn. Hiervoor moest ik echter eerst op zoek gaan naar een geschikte omgeving / applicatie.
Hoe ging ik te werk?
Uiteraard voerde ik eerst een vooronderzoek uit. Welke omgevingen zijn er zoal? Aan welke criteria moeten zulke omgevingen voldoen?
Vervolgens heb ik een scoreblad aangemaakt in Microsoft Excel en deze ben ik gaandeweg gaan invullen terwijl ik een applicatie aan het testen was.
Binnen de 2 beste applicaties heb ik dan getracht effectief een leersituatie te maken en te verspreiden onder de testpersonen.
Een uitgebreid testrapport kunt u lezen op de pagina: ontwerponderzoek.
Opmerking: enkel CoSpaces is officieel getest. FrameVr is officieus getest door mijn zoon en de leerkracht Cas Vercruyse.
LEERLINGEN
Er zijn 51 leerlingen geweest die deelgenomen hebben aan dit experiment.
In de analyse van de data heb ik soms de vragen uit deel 1 en deel 2 achter mekaar geplaatst omdat dit vragen zijn vanuit de nulmeting naar het vergelijkingspunt toe.
Op een schaal van 0 tot 5. Geef een beoordeling op je huidige muzieklessen op school. In een volgende vraag moet je deze score ook motiveren (uit deel 1). | Op een schaal van 0 tot 5. Geef een beoordeling op deze manier van muziekonderwijs (virtuele omgeving). In een volgende vraag moet je deze score ook motiveren (uit deel 2). |
![]() |
![]() |
Waarom heb je de vorige score gegeven? Schrijf meer dan enkel omdat het leuk is. Dan wil ik ook weten waarom het leuk is (uit deel 1). |
Waarom heb je de vorige score gegeven? Schrijf meer dan enkel omdat het leuk is. Dan wil ik ook weten waarom het leuk is (uit deel 2). |
20 leerlingen geven aan dat ze de les muziek leuk vinden omwille van het musiceren in de les ofwel doen ze net hun beklag dat er te weinig gemusiceerd wordt. Dit komt er toch op neer dat bijna de helft van de leerlingen wil musiceren in de klas. Dat maakt meteen ook het belang van een fysiek vaklokaal weer belangrijk. De lagere scores vinden hun oorsprong in het feit dat de leerling totaal geen affiniteit heeft met muziek en/of de leerkracht. Leerlingen geven ook aan dat leerkrachten te vaak halsstarrig vasthouden aan een handboek en daardoor de les saai maken. Hier is zeker ruimte voor verbetering ! |
Les in de virtuele ruimte blijkt op het eerste zicht beter te scoren dan de traditionele wijze. Toch moeten we dit kritisch bekijken als we de commentaren van de leerlingen van nabij beschouwen. Diegene die het leuker vinden zijn de leerlingen met een hoger gameprofiel en zijn overwegend leerlingen die niet zo graag actief (musiceren) bezig zijn in de les. Een aantal leerlingen geven wel aan dat het een leerrijke tool is voor leerlingen die graag zelfstandig leren. Er is heel veel te ontdekken in deze virtuele ruimte. |
Deelconclusie:
Er vallen een aantal zaken op als we puur de grafieken bekijken:
Over het les volgen in de virtuele ruimte is er een groot enthousiasme. 79% van de deelnemers hebben 4 of 5 sterren gegeven op deze werkvorm terwijl in traditioneel onderwijs beduidend lager scoort met 43%. Van hieruit maak ik dan ook het besluit dat deze werkvorm zeer zeker potentieel heeft om gebruikt te worden. De meesten vinden deze werkvorm wel leuk. Dat is een opsteker met de digitalisering in het achterhoofd.
Tevens maak ik de conclusie dat leerlingen toch wel nood hebben aan een fysieke ruimte. Als ik de motivatie bekijk uit deel 1 dan merk ik op dat er toch heel wat praktijkgerichte antwoorden vermeld staan.
Uit de motivatie van deel 2 trek ik de conclusies dat er wel potentieel in zit. Dat leerlingen dit wel leuk vinden (motiveert) maar er moeten nog een aantal praktische zaken in aangepakt worden zoals bugs en animatie. Daarom is het misschien meer interessant om zulke projecten in samenwerking te doen met meerdere makers vanuit verschillende perspectieven.
Kanttekening komt uit de feedback van de leerkrachten. Over het algemeen wordt de tool ook hier vrij goed ontvangen maar zijn de leerkrachten vrij unaniem over het gebruik van zulke middelen. De meeste leerkrachten zien dit als ideaal middel om te gebruiken als vervangingsopdracht bij afwezigheid en/of als huistaak maar tijdens de les op school moet er muziek beleefd worden.
Welk gameprofiel past het best bij je?
|
Van welk game device maak jij gebruik?
|
![]() |
|
Hoe vond je de game zelf?
- Gameplay:
- Figuur beweegt te traag in het begin.
- Bedoeling is niet altijd duidelijk.
- Bij fout antwoord gebeurt niets en je weet dan niet wat je moet doen. Eventueel score toevoegen om de progressie te kunnen volgen.
- Navigeren door de wereld verloopt niet altijd naar wens.
- Meer levels
- Graphics
- Soms is niet alles zichtbaar waardoor je antwoorden moet gokken.
- Meer aankleding. Zowel buiten als binnen. De wereld is te ‘kaal’.
Deelconclusie:
Uit deze vraag blijkt dat 44% van de bevraagde leerlingen dagelijks aan gaming doen, waarvan de helft meer dan 2 uren per dag spendeert aan gamen. Dat is best wel veel aangezien leerlingen ook nog naar school moeten gaan, huiswerk moeten maken, eventuele andere hobby’s, …
Op het cijfermatig gebied liggen alle cijfers wel binnen mijn verwachtingen die ik aangenomen had. De percentages zijn ook mooi verdeeld.
Wat me dit ook vertelt is het feit dat ik met een gamingpubliek zit dat waarschijnlijk al iets meer gewoon is op gaming gebied. Daarom had ik ook de vraag gesteld i.v.m. op welke toestellen de leerlingen gamen. Slechts 31% gebruikt de smartphone of tablet als gamedevice. De overige 69% gebruiken dus toestellen die specifiek gemaakt zijn om te gamen. Dit kan een verklaring zijn waarom de score op de game uiteenlopend is.
Uit de commentaren kan ik afleiden dat het gebrek aan gamification elementen punten gekost heeft aan deze game. Ze willen bijvoorbeeld betere graphics, zichtbare score, gemakkelijke navigatie, meer animatie en meer levels. Dit zijn meestal de eerste criteria waar een gamer op aangetrokken wordt. Maar ik neem deze feedback zeker mee naar de volgende versie toe.
Hoeveel procent heeft de game kunnen voltooien? | Verschil tussen A- en B-stroom in voltooien van de game. | |
![]() |
A-stroom: leerlingen in de 1ste graad secundair onderwijs met de bedoeling om door te stromen naar hogere studies in de toekomst. B-stroom: leerlingen in de 1ste graad secundair onderwijs met de bedoeling om klaar te stomen voor de arbeidsmarkt. |
|
70% van de leerlingen slaagde erin om de game te voltooien. Er is wel een opmerkelijk verschil in niveau tussen de A- en B-stroom leerlingen. A-stroom leerlingen slaagden er allemaal in om de escaperoom op te lossen, terwijl in de B-stroom dit maar bij 24% lukte. |
Deelconclusie:
Er zijn minder leerlingen dan verwacht die een buitenschoolse muzikale hobby uitvoeren (slechts 25%).
Een hele interessante vaststelling zien we in de correlatie tussen leerlingen die muziekonderwijs volgen en het aantal leerlingen die de game hebben kunnen voltooien. Alle leerlingen die actief zijn bij een muzikale vereniging hebben de game kunnen voltooien. Meerdere van deze leerlingen hebben zelfs enkele van de verborgen tips kunnen vinden.
Van de andere 75% leerlingen is er maar 1 leerling die de game heeft voltooid en een verborgen tip gevonden heeft. Hier moet ik mij dan de vraag stellen of ik de game niet te moeilijk gemaakt heb?
Via feedback heb ik vernomen dat voor +/- 20% van de leerlingen de wereld te moeilijk was om op één lesuur te kunnen voltooien. Als feedback kreeg ik dan ook de commentaar dat de lesfilmpjes te lang zijn. Als je alle filmpjes moet bekijken, verlies je teveel tijd en daardoor haal je het niet. Hier ga ik zeker iets mee doen bij de upgrade van de game.
Wordt er voldoende gemusiceerd in de klas? | Hoe graag musiceren de leerlingen in de klas? |
![]() |
![]() |
Hier kunnen we afleiden dat 60% wel graag actief musiceert tijdens een les muzikale opvoeding. Dit antwoord heb ik verder onderzocht op motivatieverschillen tussen de verschillende onderwijsniveaus (A- en B-stroom). | |
![]() |
|
Bij leerlingen uit de A-stroom is de motivatie netjes verdeeld. Exact de helft wil graag musiceren in de les.
Opmerkelijk is het verschil in de B-stroom. Hier zijn maar liefst 72% van de leerlingen vragende partij om te musiceren. Verklaring is heel simpel. In de B-stroom zitten meestal ‘doeners’ en geen ‘denkers’. Deze leerlingen willen actief bezig zijn i.p.v. statisch uit een handboek te studeren. |
Tijdsbesteding | Experiment uitgevoerd op |
![]() |
Ik had mijn Oculus Quest 2 bij tijdens het experiment. Vandaar dat sommige dit in Virtual Reality hebben kunnen testen. |
Enkele opmerkingen die ik meeneem naar de upgrade:
- Omgeving (zowel binnen als buiten) grafisch meer op een school laten gelijken. Meer aankleden met meer mensen, banken, dergelijke.
- Bugs eruit halen zoals plafonds die ontbreken, zichtbaarheid bij sommige opdrachten, …
- Duidelijk aangeven wanneer de speler iets fout doet.
- Zichtbare score.
- Meer animatie in de game aanbrengen.
- Lesvideo’s eventueel opsplitsen in verschillende onderdelen zodanig dat je niet de volledige lesvideo moet bekijken maar enkel het onderdeel dat je nog niet weet.
Is mijn game niet te moeilijk?
Didactisch gezien moet je trachten de lat zodanig te leggen dat iedereen de game kan voltooien en niet enkel deze die al van een vooropleiding genoten hebben.
Op basis van de huidige cijfers lijkt het nu wel zo dat je al kennis moet hebben. In principe zou ik de eindtermen van het basisonderwijs moeten toepassen omdat ze deze zeker onder de knie zouden moeten hebben en daar enkele nieuwe doelstellingen vanuit het secundair aan toevoegen.
Ik kan verdiepingsvragen bijvoegen maar deze mogen dan niet vereist zijn om de game te kunnen oplossen. Eventueel om bonuspunten te verdienen? Op deze manier kan ik het boeiend houden voor alle leerlingen.
De instructiefilmpjes ga ik knippen. Waar er nu in iedere kamer 1 lesfilm is, ga ik deze knippen naargelang het aantal vragen en/of thema’s per kamer. Zo kunnen leerlingen meer gericht kijken naar hetgeen ze nodig hebben en minder tijd verliezen.
Er zijn heel wat mogelijkheden afhankelijk van verschillende factoren.
Jeroen Heremans (2023) gebruikt vaak 360° afbeeldingen in zijn lessen. Qua kostenplaatje ligt dit heel laag omdat de leerlingen hun eigen smartphone gebruiken en de school koopt cardboard VR-brillen aan. Op deze wijze kun je perfect hele mooie observatie oefeningen geven.
De meeste van de VR-omgevingen die getest zijn tijdens dit onderzoek, bieden heel weinig mogelijkheid tot interactie. Vandaar dat de meeste tools uitstekend kunnen dienen voor observatie en luisteroefeningen maar daar houdt het dan op. Al dan niet met een VR-bril in gebruik. Veel scholen zullen hier niet in investeren omwille van het kostenplaatje. De bril die ik en mijn zoon gebruikt in het onderzoek is een Meta Quest 2 met een kostprijs van €450,00.
CoSpaces is de omgeving die ik uiteindelijk verkozen heb en dit omwille van de mogelijkheid tot interactie. Toch zie ik niet meteen een doorsnee leerkracht muzikale opvoeding deze omgeving gebruiken. Dit om de simpele reden dat je ook (beperkte) kennis moet hebben van programmeren.
Er zijn talrijke muzikale games in VR te spelen. Meestal met ritmisch slaan. Dit zijn zeker leerrijke games maar wederom zit je met het kostenplaatje van de hardware, met name de brillen en de software want deze games kosten ook geld.
Dat hier echter toch toekomstperspectief te bespeuren is, zien we terug in het onderzoek Musitation van Fei Wang (2020). Zij gebruikte met haar researchteam ook CoSpaces om een toepassing te maken voor de lessen muzikale opvoeding. Haar onderzoek is afgelopen maar in een interview gaf ze me wel aan dat er nog steeds veel belangstelling voor is.
Wordt vervolgd?
Bronnen:
Jeroen Heremans, interview, 2023 (zie begeleiding)
Fei Wang, interview, 2023 (zie begeleiding)
Virtual learning resources, Website, zd
Als ICT-coördinator op school heb ik over dit onderwerp natuurlijk de nodige ervaring opgebouwd. Het is dan interessant om te zien dat mijn ervaringen een algemeen gegeven zijn. In het boek ‘Kids online’ van L. d’Haenens en S. Vandoninck (2012)staat mooi het verschil beschreven tussen diginatives en de generatiekloof. De diginatives of de jeugd van tegenwoordig worden bij wijze van spreken geboren met een tablet in de hand, terwijl huidige leerkrachten vaak nog van een andere generatie zijn waar de digitaliteit eerder een uitzondering was. En deze verschillen tussen de generaties vallen op. We kunnen de leerkrachten in groepen opdelen.
· De digibeten
o Deze doen het hoognodige en dan vaak nog met moeite. Deze groep van leerkrachten is heel moeilijk om aan boord te krijgen omdat ze volharden in het rigide denken van 'vroeger was alles beter' en willen zich niet verder ontwikkelen. Vaak ook onder de noemer dat ze toch bijna op pensioen gaan en het nut van bijscholingen niet meer zien zitten.
· De twijfelaars
o Deze groep wil wel maar durft niet goed. Deze gebruiken vaak de tools die ze kennen maar durven niet zo goed te experimenteren met nieuwe tools in de klas. Ze zijn ook moeilijk te overtuigen om iets nieuws te proberen.
· De nieuwe leerkracht
o Deze is volledig mee en weet dat een leerkracht niet alleswetend is maar toont bereidheid om te experimenteren en te testen voor de klas. Deze gaat dus ook op zoek gaan naar tools die interessant en leerrijk zijn.
In een interview met Ann Fastré (teamleider didactische onderbouwing bij i-Learn) bevestigde deze mening ook. De digitale geletterdheid van leerkrachten varieert enorm.
Zowel volgens Lies Sercu (auteur van het boek digitale didactiek, 2012) als Kathleen Vanhees (pedagogisch begeleidster muzikale opvoeding katholiek onderwijs Vlaanderen) is er een uniforme mening dat er een mentaliteit switch noodzakelijk is op de volgende vlakken:
· Kennisoverdracht docent evolueert meer naar coach die je begeleidt in een leertraject.
· Informatie checken en dubbelchecken. Niet zomaar alles van het internet als waarheid aannemen.
· Taalgebruik veranderd. Er verloopt meer schriftelijk en dus moet je voorzichtig omspringen met sarcasme en ironie. Verder moet je bewaken dat leerlingen geen SMS- en chattaal gaan gebruiken.
· ICT is een hulpmiddel en GEEN doel op zich. Dat moeten leerkrachten wel goed bewaken.
Vandaar mijn pleidooi aan de leerkrachten om kennis te delen en minder bang te zijn van vernieuwing.
Bronnen:
L.d'Haenens & S. Vandoninck, boek: Kids online, 2012
Lies Sercu, boek: Digitale didactiek, 2012
Kathleen Vanhees, interview, 2022 (zie literatuurstudie)
Ann Fastré, interview, 2022 (zie literatuurstudie)
Volgens mijn visie kun je geen kunsteducatie doen zonder een grondig vaklokaal. Ik ben dan ook blij om te zien dat dit nog steeds is opgenomen in de leerplannen van het katholiek onderwijs Vlaanderen. Dit is wel de enige koepel die een vermelding maakt van het belang van een goed uitgerust muzieklokaal op school. Daar gaan de andere koepels toch in de fout.
In een fysieke ruimte is er meer ruimte voor spontaniteit en daardoor neemt het toeval een belangrijke plaats in. Deze spontaniteit kan een enorme leerwinst opleveren die groter is dan de tegenhanger met name formeel en geregisseerd onderwijs. De leerkracht heeft natuurlijk altijd een bepaalde regie (lesvoorbereiding) achter de hand, maar tijdens een fysieke les is afwijken iets gemakkelijker. Je kunt dan ook effectief instrumenten gebruiken om bepaalde stellingen te bewijzen.
Nog een voordeel van de fysieke ruimte, zeker in combinatie met een niet te grote groep is het respect gevoel. De leerkracht moet trachten de leerlingen het gevoel van waardering te geven van het individu op basis van zijn/haar individuele behoeften en interesses. Dit wordt benadrukt in het boek ‘Creatieve scholen. Een revolutionaire methode over hoe we onze kinderen moten lesgeven.’ van Sir Ken Robinson (2015)
.
Mijn aanname over kunsteducatieve visie op deze fysieke ruimte werd gedeeld met alle experts die ik sprak in functie van mijn onderzoek en hier heb ik een dubbel gevoel bij. Alle mensen die begaan zijn met kunsteducatie zien het belang van een fysieke ruimte, waarom zien beleidsmensen dit dan niet?
Vandaar mijn pleidooi aan beleidsmensen om dit terug in de leerplannen op te nemen en aan scholen om dit belang in te zien.
Bronnen:
Sir Ken Robinson, Boek: Creatieve scholen, 2015
Kathleen Vanhees, interview, 2022 (zie literatuurstudie)
Alle experts op de research days (zie begeleiding)
Op deze vraag antwoord ik voorzichtig positief. De meeste leerlingen hebben de virtuele ruimte wel als leerrijk ervaren maar verkiezen toch een leerkracht voor de klas.
De helft van de leerlingen heeft de ruimte maar voltooid. Ze hebben niet de prikkel gehad om deze thuis verder af te werken. Een aantal van de leerlingen heeft het experiment thuis gemaakt en voltooid.
Hier kunnen we ook de vraag stellen vanuit de ontwikkelingspsychologie of deze leerlingen al klaar zijn voor deze autonomie? Ze zijn nog niet op het punt om zelf naar oplossingen te zoeken. Het brein is op deze leeftijd nog in volle ontwikkeling en het gebied dat instaat voor het leergedrag, komt helaas als laatste aan de beurt (Christa Teurlings, zd). Over deze theorieën is het niet iedereen eens. Zo stelt Koen Lombaerts, hoogleraar educatiewetenschappen aan de VUB, dat je met deze zelfsturing beter niet te lang wacht. Dit proces zou al in de kleuterklas opgestart moeten worden.
“Dat lukt natuurlijk niet meteen. Maar wachten tot een leerling 10 jaar is, zoals leerpsychologen en neurowetenschappers lang voorschreven, valt af te raden. Zij gingen ervan uit dat jonge kinderen een naïeve, eenzijdige kijk hebben op hun leerprestaties en hun eigen acties niet nauwkeurig kunnen beschrijven.” (Koen Lombaerts, 2019).
Bronnen:
Christa Teurlings, Website: in hoeverre kunnen tieners in gepersonaliseerde leersituaties zelfgestuurd leergedrag laten zien, zd.
Koen Lombaerts, Website: zelfsturing: zonder leerkracht werkt niet, 2019
Deze vraag heeft eigenlijk een dubbel antwoord. Enerzijds omdat het moet. De 'digisprong' heeft het onderwijslandschap in Vlaanderen verplicht om meer in te zetten op digitaliteit. Je kunt toch onmogelijk zoveel investeren in ICT-materiaal en het dan niet gebruiken. Hoe ga je dat kunnen verantwoorden? Hier ligt wel ook meteen een grote valkuil. Minder digitaal geletterde leerkrachten zullen deze middelen ook wel gebruiken maar vaak op een niet zo een efficiënte wijze.
Anderzijds vergroot digitalisering, toch vaak, de motivatie bij de jongeren. Dit is op zijn beurt weer afhankelijk van welke tools de leerkracht gebruikt bij deze digitalisering. Volgens Lies Sercu (2012) loert hier ook een gevaar om de hoek. Gamification is een verleidelijk pad in het digitale didactiek verhaal. Qua motivatiestimulans werkt deze aanpak vaak wel maar er moet doordacht gebruik van gemaakt worden. Omdat sommige van deze tools ook tot frustraties leiden. Net zoals in de games. Je wil een hoger level halen en het lukt niet.
Ons gedrag wijzigt op verschillende elementen als gevolg van de digitalisering. Denk aan ons luistergedrag qua muziek. Alicja Gescinska (2018) merkt op dat we meer luisteren naar muziek via streamingdiensten zoals Spotify en dergelijke maar zodra het ons minder interesseert, zappen we verder. Op deze wijze zijn we minder in staat om ons muzikaal te laten verrassen.
België heeft nog heel wat in te halen op vlak van digitalisering. Als we enkele cijfers bekijken inzake educatief ICT materiaal benutten komen we op de volgende percentages uit (L. d’Haenens & S. Vandoninck, 2012):
· Scandinavische landen: gemiddeld 85%
· België: gemiddeld 65%
· Zuid Europese landen: gemiddeld lager dan 65%
Leerkrachten gaan anders een lesvoorbereiding moeten maken. In het boek ‘Teaching in the online classroom’ van Doug Lemov (2020) wordt dit mooi schematisch voorgesteld. Dit verhaal komt ook terug bij ‘digitale didactiek’ van Lies Sercu (2012).
- Digitaal of analoog: ga je als leerkracht de les op klassieke wijze geven, hybride of volledig digitaal? Of misschien zelfs de les op meerdere wijzen aanbieden? Dit kan allemaal tegenwoordig.
- Synchroon of asynchroon. Wat zijn nu de voor- en nadelen?
|
Voordelen |
Nadelen |
Synchroon |
· Je blijft een connectie houden met je klasgroep. · Je kunt zien of de leerstof binnenkomt bij de leerlingen. · Een hoger engagement. |
· Planning maken is moeilijker. · Technische problemen moeten meteen opgelost worden. · Vermoeidheid van het scherm. · Vermindering in concentratie. |
Asynchroon |
· Een concreter product. · Zowel leerkracht als leerling hebben een bepaalde vrijheid inzake planning. · Mogelijkheid om grotere en meer complexe opdrachten te op te geven. |
· Je kunt niet meteen zien of alles goed begrepen is. · Geen of minder connectie met je klasgroep. · Vermoeidheid van het scherm. · Vermindering in concentratie. |
Vandaar mijn pleidooi aan de leerkrachten om kennis te delen en meer op zoek te gaan naar welke tools stimuleren.
Bronnen:
Lies Sercu, boek: Digitale didactiek, 2012
Alicja Gescinska, boek: Thuis in muziek, 2018
Doug Lemov, boek: Teaching in the online classroom, 2020
L. d'Haenens & S. Vandoninck (red.), boek: Kids online, 2012
Digitale middelen zijn er zeer zeker voldoende en er komen nog regelmatig nieuwe applicaties bij. Een deel van deze tools heb ik verzameld op de website www.modig.be als portaalsite voor de leerkrachten die hiermee willen experimenten.
Zijn alle applicaties inzetbaar in het onderwijs? Dit hangt af van de leerkracht zijn niveau op digitaal gebied. Er zijn applicaties die zichzelf uitwijzen en er zijn andere waar je eerst grondig op moet studeren.
Resultaten komen integraal van de respondenten. In deze documenten bevinden zich dan ook taal- en typfouten!
Domein: Socio-emotioneel
Vincent Meelberg (2010) wijst ons op het feit dat men bij de oude Grieken al wisten dat er een connectie is tussen muziek en gevoel. Meer nog, men was er zich al bewust van dat composities in een bepaalde modus, invloed had op de gemoedstoestand van de luisteraar. Socrates heeft het belang van muziekintegratie in de opvoeding ook benadrukt.
Artur Jaschke (2022) geeft aan de muziek iets fundamenteel is dat de gemoedstoestand reguleert. In deze podcast vertelt hij over de voordelen zoals: verhoogd zelfvertrouwen, empathisch vermogen en een verhoogd sociaal gebeuren. Hiervan kan ik meespreken uit ervaring. Mijn zoontje is autistisch en heeft moeite met sociaal contact. Sinds hij bij een plaatselijke harmonie speelt, is hij veel socialer.
Toch is dit item van ondergeschikt belang geworden in het hedendaags secundair onderwijs. Vanaf de vernieuwing (september 2019) zijn de eindtermen drastisch verminderd voor kunsteducatie. Dit heeft als gevolg gehad dat veel scholen knippen in hun uren kunsteducatie en dit verlies in contacturen staat gelijk aan minder kansen voor de jongeren om over gevoelens te praten en/of te redeneren. Dit is wel een aanname maar deze wordt wel gedeeld door alle kunsteducatoren die ik tijdens dit onderzoek gesproken heb.
De focus ligt tegenwoordig vooral op wiskunde en taal.
Domein: kunst cognitief
Uit verschillende bronnen (Artur Jaschke (2022), Mark Mieras (2015), Erik Scherder (2013), …) is gebleken dat muzikale opvoeding bij kinderen bijdraagt tot een hoger IQ. Men kan dus niet naast het feit kijken dat je van muziek effectief slimmer wordt.
Door muziekervaring op jonge leeftijd zouden er bijkomende verbindingen gemaakt worden in de hersenen waardoor men in staat is om sneller nieuwe zaken te leren. Erik Scherder (2013) legt dit proces zeer mooi uit op de Universiteit van Nederland (YouTube).
Muziek maakt slim (Hans Gûnther Bastian, 2001)) is een boek dat een jarenlang onderzoek in Berlijnse basisscholen beschrijft. Tijdens dit onderzoek is men op zoek gegaan naar het belang van muziek in het onderwijs. Eén van de conclusies is dat leerlingen die muziek onderricht kregen, allemaal een toename in IQ vertoonde.
Globale conclusie (vooronderzoek)
Ik ga hier mijn conclusies ordenen op basis van mijn stellingen en mijn visie op kunsteducatie. Dat is uiteraard niet voor iedereen hetzelfde.
Voor mij is kunst- en meer bepaald muziekbeleving een zeer belangrijk gegeven van een muziekles. Daarom hebben de leerlingen er alle baat bij om een fysieke ruimte te hebben waar er aan kunstbeleving kan gedaan worden. Deze ruimte biedt de leerlingen ook een soort van klankbord waar ze zich meer durven openstellen voor sociale- en emotionele thema's. Deze stelling werd ook steeds bekrachtigd tijdens interviews met vakexperts en kunsteducatoren.
Het socio-emotionele luik is mijn tweede stelling. Hier wordt te weinig aandacht aan geschonken in het huidig kunstonderwijs in de secundaire scholen. De kunstbeleving heeft ook een positief gevolg voor het fantasievermogen van leerlingen. Tenslotte geeft het de leerlingen de mogelijkheid om zichzelf te uiten op een expressieve wijze. Op basis van volgende argumenten kunnen we stellen dat digitalisering ook zijn nut heeft in het kunstonderwijs.
Uit het onderzoek (Lies Sercu, 2012) is gebleken dat er heel wat verantwoorde educatieve hulpmiddelen zijn gaande van toepassingen die als een stemapparaat werkt tot een volledige muziekstudio. Het is aan ons (leerkrachten) om hiervoor open te staan en de leerlingen te ondersteunen en op weg te zetten.
Uitgeverijen gaan ook meer en meer de weg bewandelen van digitale boeken en toepassingen.
Het vergt wel een inspanning van de leerkracht om zelf ook research te doen en niet achterop te blijven op de digitale snelweg. Uit mijn ervaring als ICT-coördinator weet ik dat hier het schoentje nogal eens wil knellen. Leerkrachten zijn vaak vastgeroest in routines, het zijn gewoonte beestjes en zijn soms bang voor de vernieuwing. De jeugd is immers beter op de hoogte dan de leerkracht en dat werkt confronterend.
Er zijn meer dan voldoende ICT-middelen te vinden om tot een goede les te komen.
Akkoord dat lesvoorbereidingen anno 2023 er anders zouden moeten uitzien dan pakweg tien jaren geleden, maar deze evolutie is niet te stoppen en dat moet ook niet. Wat ik helaas nog moet opmerken is het feit dat de Vlaamse overheid zo hoog oploopt met de digisprong in het onderwijs, maar de leerkrachten vaak in de kou laten staan. Zo heb je momenteel de onderbenutting van de digitalisering. Iedereen gebruikt nu wel ICT-middelen maar nog lang niet optimaal. Leerkrachten moeten een tandje bijsteken, zich bijscholen en meer verdiepen.
De valkuilen mogen we echter zeker niet uit het oog verliezen.
· ICT als doel op zich gebruiken: dit is misschien meteen de grootste valkuil. Het doel van de les moet lesinhoud zijn en niet de werkvorm (Jean Linden, 2015).
· ICT als huistaak gebruiken: dit kan natuurlijk maar als je dit altijd doet, lijkt het eerder alsof je dit wil mijden in de klas en verlies je een kans om de sterkte te gebruiken van digitaal onderwijs.
In september 2022 stelde ik een simpele kleine enquête op om een aantal zaken te bevragen bij collega's muzikale opvoeding.
Deze bevraging heb ik gedeeld via mail en sociale media.
Uit deze resultaten heb ik ook een aantal mensen kunnen mobiliseren om mee te werken aan mijn onderzoek.
De resultaten heb ik verwerkt in het onderstaande document.
Domein: ICT cognitief
De digitalisering is er en kunnen we ook niet tegenhouden anno 2023. Dit moet uiteraard ook niet want er zitten heel wat voordelen aan verbonden.
Om optimaal gebruik te kunnen maken van deze voordelen is het heel belangrijk dat het onderwijsveld een mentaliteit wissel moet ondergaan. Men moet zelfs overgaan tot het leren van een nieuwe taal (msn- / sms-taal). Ook gaat men een kritische houding moeten aanleren t.o.v. digitale middelen. Zelf op onderzoek uitgaan wat goede en betrouwbare tools zijn. Lies Sercu (2022) heeft dit zeer uitgebreid beschreven in ‘digitale didactiek’.
Domein: ICT- valkuilen
De grootste valkuil is volgens mij gemakzucht. Leerkrachten die ICT-middelen gaan gebruiken als huiswerk hulpstuk bijvoorbeeld. De achterliggende gedachtegang van dit type leerkracht: We zetten de leerlingen aan tot zelfstandigheid want hij moet een taak maken met ICT-middelen. Hetgeen ze weglaten is: maar dan thuis zonder ondersteuning. Uiteraard kan dit wel maar mag niet het doel op zich worden.
De PC mag zeker niet als wondermiddel gezien worden tegen sociaal isolement, contactstoornissen en gebrekkige sociale vaardigheden (Hans Gûnther Bastian, 2001).
Het onderwijsveld moet zich bijscholen en openstellen om nieuwe media op een verantwoorde wijze ze gebruiken (Lies Sercu (2012), Ann Fastré (2022)).
Het schrappen van het vak informatica uit het curriculum in tijden van digitalisering vind ik een onbegrijpelijke zet. Pedro De Bruyckere (pedagoog, 2023) wijst op het grote misverstand dat de huidige jeugd (digital natives) bij wijze van spreken informaticaspecialisten zijn niet klopt. Ze zijn inderdaad meer kundig met knoppen van toestellen maar niet met inhoud van bijvoorbeeld websites. Leerkrachten daarentegen schatten zichzelf vaak te laag in.