In dit praktijkgericht onderzoek staat een Arts-Based Research (ABR) benadering centraal, waarbij kunst en creativiteit belangrijke voorwaarden zijn. De onderzoekspraktijken werden niet als losstaande elementen gezien, maar vanuit een integrale blik benaderd. Kunst is hier niet dé onderzoeksmethode, maar mét kunst worden bepaalde aspecten van de probleemstelling benaderd en in beeld gebracht.
Arts-Based Research focust niet alleen op feiten maar vooral op betekenisgeving. En ook al wordt de betekenis door discursieve taal zichtbaar, via de niet-discursieve taal van de kunsten wordt de betekenis verdiept.
In deze benadering worden het goede, het schone en het ware voortdurend op elkaar betrokken. De grenzen tussen deze drie domeinen van de filosofie, die sinds lang gescheiden werelden vertegenwoordigden, vloeien vandaag steeds meer in elkaar over. Naast de praktische relevantie van praktijkonderzoek is hierbij ook aandacht voor de esthetische kwaliteit (Van Heijst, de Vos, & Keijnemans, 2019).
Bij elke stap in de dataverzameling van dit onderzoek werd hier aandacht aan besteed, ook bij het in beeld brengen van de onderzoeksregistratie.
Het atelier maakte concreet dat door kunst, mensen elkaar raken en geraakt kunnen worden. Er werd gecommuniceerd en gewerkt met andere ‘talen’, wat in het sociaal domein cruciaal is. De betekenis van het kunstwerk overstijgt de individuele betekenisgeving, het resoneert breder, het gaat niet over het individuele maar over de collectieve beleving.
Volgens Van Heust, De Vos en Keinemans (2019) is deze vorm van onderzoek onmisbaar voor (de ontwikkeling van) de sociale, creatieve professional van de 21e eeuw.
METHODES
getuigenissen van studenten – literatuur – wandelinterviews – postkaarten - beeldend atelier met kinderen - focusgroep en co creatie met alumni, studenten en kinderen.
Er werd zoveel mogelijk gebruik gemaakt van beeld én woord, bij het verzamelen van data. Dit gebeurde enerzijds vanuit mijn achtergrond als beeldend kunstenaar, het is mijn taal, mijn expressiemiddel, anderzijds om niet enkel te focussen op feiten, maar ook betekenisgeving te achterhalen vanuit niet-discursieve taal.
In de opleiding wordt deze benadering als communicatie via 100 talen gedefinieerd en gelinkt aan het logos en mythos idee.
Logos en mythos zijn omschrijvingen die verhelderen wat men enerzijds onder weten, kennis en rationeel denken kan plaatsen en anderzijds waar het verhaal,de mythe en de beleving een plek krijgen (Colpaert, 2007).
Hierbij aansluitend en in functie van de zoektocht naar de herinnering van de alumni stellen Van Heust, De Vos en Keinemans (2019) dat een herinnering altijd een interpretatie is en nooit de werkelijk beleefde ervaring kan nabootsen. Daardoor kan het misschien niet als ‘waar’ beschouwd worden. Echter, om een ervaring te verwerken wordt deze omgezet in een verhaal waarbij de persoonlijke beleving centraal staat. Zo bouwen we, via onze herinnering, aan ons eigen levensverhaal en krijgen ervaringen uit het verleden opnieuw betekenis in de context van het heden en de perspectieven op de toekomst.
Aansluitend vind ik hiervoor relevante aanvullingen vanuit het onderzoek van Brigitte Herremens die betoogt dat literatuur lezers stimuleert om nieuwe denkpatronen te ontwikkelen en te omarmen. De troost en kracht van verhalen helpen om te gaan met een onvolmaakte wereld en zich een andere toekomst in te beelden. In haar visie kunnen kunst en literatuur complementaire waarheden binnenbrengen (hier in de strijd voor mensrechten), niet op een forensische wijze maar door middel van het narratief, dat genuanceerd is en ruimte laat voor twijfel en ambiguïteit. In haar pleidooi is niet alleen de exacte herinnering belangrijk omdat correcte informatie niet de enige waarheid is (Herremans, 2019)
STAP 1
Aan de basis van dit onderzoek ligt mijn passie voor mijn vak, voor kinderen en voor de opleiding. Ook in de getuigenissen van studenten, die ik in portfolio’s sprokkelde en verzamelde tijdens de opdachten binnen de opleiding, haalde ik o.a. inspiratie voor mijn onderzoeksvraag.
In de literatuur (BRONNEN) zocht en vond ik omschrijvingen voor de belangrijkste concepten waarrond ik de onderzoeksvraag en de wandelinterviews opbouwde en die ik later ook heb gebruikt als codes.
Deze codes, nodig om de diverse data te analyseren, werden doorheen het proces telkens bijgestuurd, geconcretiseerd, aangepast en samengevoegd tot sterke, richtinggevende accenten.
STAP 2
Om de literatuurconcepten te verdiepen, deed ik 2 wandelinterviews waarbij ik focuste op 3 vragen:
- het eerste interview deed ik met Nele Pede, kunstenares(Biography — nelepede) aan zee.
- het tweede interview deed ik met Kaat Verhaeghe,(Kaat Verhaeghe) collega/opleidingshoofd Pjk in de stad.
VRAGEN
- Wat betekent kunst in jouw leven?
- Wat begrijp je onder de kunstenaarsmindset?
- Kan kunst de wereld redden?
Ik vroeg hen hun bedenkingen in beeld te brengen en aan de hand van een foto met een gouden kader én een quote dit alles metaforisch tot leven te brengen. Ik transcribeerde de antwoorden en haalde er de relevante informatie uit om concepten vanuit praktijk te definiëren. (WANdel interviews)
STAP 3
Emailadressen (269) van alumni werden via het secretariaat van de Erasmushogeschool verzameld en ik stuurde mijn vraag via mail om een postkaart, met een beeld en een herinnering/quote over het kunstzinnige in hun (professioneel) leven, terug te sturen. Ik kreeg er 40 terug, zowel digitaal als per post. Ik gebruikte de facebookpagina van de opleiding en stimuleerde mijn persoonlijke alumnicontacten via Instagram.
Ik stuurde regelmatig herinneringen langs diverse kanalen.
Beelden van de postkaarten: zie INTRODUCTIE
STAP 4:
De postkaarten werden geanalyseerd aan de hand van codes, verdiept door literatuur en inhouden uit de wandelinterviews, gesprekken met begeleiders en onderzoekers.
Analyse van de postkaarten: zie RESULTATEN
STAP 5 - Tussentijdse conclusie
De postkaarten toonden, naast persoonlijke groei, cultureel bewustzijn en het aanwakkeren van creativiteit, ook een grote verwondering voor de wereld van het kind en bewondering voor het krachtige kind. Ook tijdens de research days kwam dit als een urgentie tot uiting. Dit resulteerde in een beeldend atelier waar 7 kinderen (uit een klas van een alumni) de beelden van de postkaarten aanpakten en verdiepten met hun eigen interpretatie in 2D. Studenten van de opleiding Pjk ondersteunden deze actie en gingen in gesprek met de kinderen. De ruimte en de materialen fungeerden als derde pedagoog. (cf.REggio Emilia)
Beelden van de co-cratie: zie ATELIER
STAP 6
Ik organiseerde een focusgroep met 5 alumni (die in hun postkaartcommunicatie hadden aangegeven mee te willen werken aan een verdiepende fase binnen het onderzoek) en ging in gesprek over de inhoud van de postkaarten, aan de hand van verdiepende vragen.
Aansluitend liet ik hen met de (5) kinderen (uit het vorige atelier) een 3D model ontwerpen, vertrekkend vanuit de beeldende vertaling van de postkaart in 2D. Deze interacties werden geregistreerd (nota's, foto's en film) door 4 studenten. De co-creatie kreeg een beeldende vertaling in een eindcreatie met houtskool, in beeld gebracht in stop-motion.
Beelden van de focusgroep, het atelier en de stop motion: zie ATELIER