Experiment 1

Experiment 2

Experiment 3

brieven per klas
tekening1
tekening 4

Na het lezen van artikelen en het luisteren naar podcasts en interviews van Ilias El Hadioui over de transformatieve school werd ik erg enthousiast over zijn filosofie. Ik besefte hoe belangrijk het is om de culturen van thuis en school meer met elkaar in verbinding te brengen. Door met de kinderen een ervaring buiten de school op te doen, kunnen we hier binnen de school verder mee werken.

El Hadioui, I. (2011). Hoe de straat de school binnendringt: De sociaal-culturele strijd om de schoolloopbanen van jongeren in grootstedelijke contexten. Amsterdam University Press. 

veelheid

Adam, 8 jaar, tekent graag, vaak een 'game wereld', hij tekent op mijn vraag en vertelt: "water en eiland". Hij tekent er een zon bij en roept: “ik voel me zomer als ik hier werk!”

Yuves, 9 jaar, geniet van de lessen beeldende vorming, bij binnenkomst 'scant' hij het lokaal al en heeft al vele ideeen wat hij met materialen kan doen. Hij werkt altijd gedreven, voert uit wat de opdracht is. Hij vertelt bij de tekening: "ik denk aan thuis dat ik elekriciteit werk en 3 meter en 1 meter".

Ik heb samen met de kinderen een reflectiebrief gemaakt met vragen over het werkstuk dat ze hebben gemaakt tijdens de les beeldende vorming. De kinderen nemen deze brief samen met hun werkstuk mee naar huis en gaan hierover in gesprek met hun ouders/verzorgers. Vervolgens vullen de ouders de reflectiebrief in. De brief én het werkstuk worden daarna weer mee terug naar school genomen, waar we dit in de volgende les bespreken.

Doordat ik de kinderen heb meegenomen in het ontwerpproces van de reflectiebrieven, heb ik ze mede-eigenaar gemaakt. Maar liefst 73% van de brieven wordt terug naar school gebracht!

Eigenaarschap is erg belangrijk voor mensen, en zeker voor deze kinderen, die vaak het gevoel hebben dat ze niet gezien of gehoord worden.

Alle reflectie brieven per groep

Met een klas kinderen in het atelier van de kunstenaar en museum bezoek 

 

Kinderen tekenen aan de hand van de vraag: wat vind je van de les beeldende vorming?

Kinderen gaan thuis in gesprek met reflectie formulier en eigen  werkstuk

kring

in gesprek met elkaar

in gesprek
tekening 6
tekening J

Mitchel, 12 jaar, vindt de lessen soms stom en irritant. Soms is het leuk, als het lukt. Als het niet lukt moet hij huilen vertelt hij. Hij kan erg boos worden als iets hem niet lukt, schiet dan uit zijn slof en wordt boos of begint te huilen.

Joeri. 10 jaar, tekent hamers. “ik ben blij als ik in de les beeldende vorming kom”

 

j tek

Valerien, 8 jaar, vertelt over zijn tekening; "ik droom, piraten en een boef, ik en mijn broer"

Refelectie brief voor ouders/verzorgers

zelf kijken

clim legt uit
met drie
tekening 9
tekening 2

Noathan, 9 jaar, tekent een blad vol, hij tekent graag en veel. Hij begint linksboven met de 2 kasten uit het lokaal. Daarna tekent hij vol overgave wat hij allemaal ooit gedaan heeft, hij kan bijna niet stoppen met tekenen. In het nagesprek praat hij honderduit wat hij allemaal gedaan heeft. En álles moet uitgebreid vertelt worden. hij raakt mijn hand zacht aan, zegt; "het is altijd leuk hier ik kan nooit wachten"

Daylo, 12 jaar, tekent de kraan de prullenbak en papierbak, zo waarheidsgetrouw mogelijk. Gaat daarna alle tegeltjes achter het aanrecht met wit kleurpotlood stevig inkleuren, is erg gedreven hierin, is hier een half uur mee bezig. Hij helpt na elke les érg graag met poetsen van het aanrecht; "dat is fijn", zegt hij.

 

laten zien

Er kwamen 139 brieven terug.

Het was een genot om ze allemaal te lezen,

te ontdekken op welke manier het kind in gesprek gaat thuis. 

tekening 5

Sylvaina, 12 jaar, schrijft hoe ze zich voelt ten opzichte van de jongens in haar klas. Ze tekent de plattegrond dat ze een fijne plaats heeft tijdens de les.

 

Marein jan

Moeran, 12 jaar, tekent de werkplekken. “is  een van mijn lievelingsvakken”, zegt hij. En geeft de les 5 sterren, “het hoogst haalbare” zegt hij erbij.

Ik was benieuwd wat het de kinderen zou brengen als ik met hen buiten de school zou werken.

Zou dit extra inspiratie opleveren wanneer ze weer terug zijn op school?

Wat zou dit betekenen voor hun motivatie binnen mijn lessen?

En wat zouden ze thuis over deze ervaring vertellen?

clim atelier
pijl
tekening 6

James, 12 jaar, denkt lang na, schrijft dan eerst zijn naam en schrijft het woordje 'goed'. Hij weet dan niet meer wat hij moet tekenen. Ik ga ernaast staan en vraag of hij klaar is met een vragend gezicht. Hij weet het plots en tekent patronen, (dat hebben we net gedaan op papier maché in de les). Hij vertelt later; “ik voel me goed bij de les, ik teken een patroon, dat is wat we moeten doen”

tekening greninja

Steven. 9 jaar, zegt dat hij Grenninja is, hij is trots dat hij hem zo goed kan schilderen, hij laat het aan alle kinderen zien. In gesprek met hem vertelt hij dat hij altijd veel kracht heeft, als de Grenninja, hij moet wel gezond blijven. In mijn les vindt hij het altijd fijn omdat hij altijd mag doen wat hij wil. 

Reflectie

werken

kinderen atelier
kind

Wat opviel tijdens de gesprekken in de klas over het gesprek thuis

  • Kinderen vertelden graag wat ze thuis besproken hadden.
  • Er kwamen korte gesprekken op gang over thuissituaties.
  • Niet alle kinderen konden even goed vertellen over het gesprek thuis; het formulier was hierbij helpend.
  • 21 kinderen kwamen een week later nog met het formulier en wilden het graag bespreken.
  • 45% kon redelijk goed uitleggen hoe ze het werkstuk gemaakt hadden.
  • 84% kon aangeven welk onderdeel ze het fijnst vonden om te doen en welk het moeilijkst.
  • Ongeveer 80% gaf aan lekker met hun handen gewerkt te hebben (behangplak voor het papier-maché), 10% vond de lijm heel vies en 10% wist het niet.
  • De meeste kinderen waren trots op hun werk en gaven aan dat hun ouders ook trots waren.
  • Ook konden de meeste kinderen goed aangeven waar ze het werkstuk voor gingen gebruiken of neerzetten.
  • Ze vertelden graag waar in huis ze het gesprek hadden gevoerd.
  • Eén kind had het gesprek in de auto gevoerd.
  • Eén kind had het gesprek met zijn moeder gevoerd en het zelf opgeschreven, omdat zijn moeder geen Nederlands kon schrijven.

Reflectie:

Een aantal kinderen uit elke klas wil graag voor mij tekenen. Het valt op dat ze hun eigen gedachtenwereld tekenen, letterlijk wat we gedaan hebben of wat er in mijn lokaal aanwezig is. De meesten vertellen dat ze het leuk vinden. 

 

Wat ik me afvraag:

Zou er na een paar maanden iets veranderen in wat het kind tekent? Sinds de start van de Master ben ik me de afgelopen vijf maanden meer bewust geworden van mijn lesgeven. Ik ga vaker in gesprek met de kinderen, stimuleer het onderlinge gesprek, en ben me bewuster van de diversiteit binnen de doelgroep. Daarnaast heb ik veel gesprekken gevoerd met experts en peers en relevante literatuur gelezen.

 

Vervolg:

Over vijf maanden laat ik een aantal kinderen opnieuw tekenen met dezelfde vraag. Is er iets veranderd in hun tekeningen of in de manier waarop ze erover vertellen?

 

 

 

Experiment 1 - kinderen tekenen

Dit experiment geeft een eerste ontdekking weer binnen mijn onderzoek,

samen met de kinderen tijdens de les beeldende vorming.

Ik vroeg me af wat vinden ze van de les? Kunnen ze dat benoemen?

En zo niet, helpt het tekenen dan om uitte drukken wat ze ervan vinden?

Zou ik, wanneer er geen woorden komen, met de tekening makkelijker in gesprek kunnen gaan met het kind?

Deze opdracht was alleen voor de kinderen die hieraan graag wilde deelnemen.

 

Kinderen waren zichtbaar erg enthousiast, ik kreeg van ouders reacties terug; “wat heeft mijn kind in hemelsnaam gedaan? Hij vertelt zo enthousiast thuis maar ik snap het niet”

De opdracht die ik daarna op school heb gegeven, ‘maak je eigen omgeving met natuurlijke materialen’, werd vol enthousiasme uitgevoerd. Ik weet niet of dit komt door het atelierbezoek.

Het was een geslaagd experiment, maar wat is de meerwaarde voor mijn onderzoek?

 

Ik was vergeten om van tevoren te bedenken wat ik precies wilde weten.

Ik was vergeten de ouders te betrekken, en ik had niet nagedacht over wat ik wilde weten wanneer ik daarna een opdracht zou geven, naar aanleiding van het atelierbezoek. Ik had een ‘museum’ erbij betrokken zonder me af te vragen waarom precies.

Ik zat nu met veel vragen die ik eigenlijk van tevoren had moeten stellen.

Ik kwam er wel achter dat het met een hele klas kinderen een buitenschoolse activiteit doen niet het vervolg zou zijn voor mijn onderzoek.

 

Ik werd wel meer nieuwsgierig naar hoe dat zit met het beeldend werken buiten school. Mijn onderzoeksvraag werd hierdoor steeds meer toegespitst: Als ik beeldend ga werken met het hele gezin, zou dat een meerwaarde zijn voor de verbinding tussen school en thuis?

 

Maar eerst: Hoe zit het met de ouderbetrokkenheid binnen de school?

Vandaar het volgende experiment: met een reflectiebrief en het eigen werk op school gemaakt, een gesprek aangaan thuis.

 

 

 

Tussenconclusie

Door deze interventie heb ik indirect contact gehad met ouders.

Ik faciliteer de ouder en het kind om, aan de hand van deze vragen, met elkaar in gesprek te gaan over wat er in de lessen beeldende vorming op school is gebeurd.

De sleutel tot het succes, en de reden dat zoveel brieven zijn teruggekomen, is dat de kinderen zeggen: "Dit formulier is van mij!" Ze voelen zich verantwoordelijk en zorgen ervoor dat het terugkomt. Ik heb eigenaarschap ontwikkeld bij de kinderen.

Het hoge percentage teruggebrachte formulieren laat zien dat mijn investering in eigenaarschap niet alleen heeft bijgedragen aan het gesprek thuis, maar ook de ouderbetrokkenheid heeft bevorderd.

Belangrijk theoretisch kader:

Onderwijsonderzoeker Luis Moll introduceerde eind jaren tachtig de term funds of knowledge, afkomstig uit de antropologie. Hij stelt dat leerlingen niet alleen binnen de school leren, maar ook daarbuiten. Het gezin, de sportclub, de moskee, de kerk of zelfs het internet kunnen allemaal zulke ‘kennisbronnen’ zijn (Moll et al., 1992).

 

Vervolg

Door de reflectiebrieven krijgt mijn onderzoek steeds meer vorm.

Er is sprake van grote ouderbetrokkenheid, en de volgende logische stap is het uitvoeren van thuisbezoeken.

 

Wat belangrijk is:

  • Het kind is mede-eigenaar van wat we tijdens de thuisbezoeken gaan doen.
  • Het kind neemt de leiding (in the lead).

Het valt op dat bij het tekenen op mijn vraag de kinderen letterlijk tekenen wat ze zien of aan gewerkt hebben. 

Uit de diversiteit van de tekeningen blijkt dat ze zich vrij voelen om te tekenen wat zij willen

A juni

De Kracht van Echte Ervaringen

Dit is 'levensecht leren', ergens komen met kinderen waar ze een 'échte kunstenaar' ontmoeten, iets uit het échte leven. Buiten de afspraken en regels van de school. Je komt in een heel andere cultuur dan de regels en afspraken in de klas. Dit maakt veel indruk, niet alleen op kinderen, maar ook op andere mensen. Dit sluit aan bij Dewey's visie op leren, waarin hij benadrukt dat ervaringen, vooral die buiten de school, essentieel zijn voor de ontwikkeling van kinderen. Hij stelde dat leren een actief proces is, waarbij de ervaring centraal staat (Dewey, 1938).

Het immersieve ervan maakt veel indruk. Het is logisch dat kinderen dat willen delen met ouders als ze thuiskomen, zonder dat ze daar misschien de juiste woorden voor kunnen vinden. Dit proces van reflectie en communicatie over ervaringen is volgens Dewey cruciaal voor diepgaand leren, aangezien kinderen door reflectie hun ervaringen kunnen verbinden met hun eigen kennis en het bredere sociale milieu (Dewey, 1938).

Ouders kunnen vragen stellen, met de leerkracht delen, en een verbinding is gelegd.

Kinderen waren enthousiast en ouders ook.

Feedback leerkracht: “Het was een cadeautje voor de kinderen, wij als leerkrachten hebben er ook van genoten."

 

tekenen
vlag Noathan

Noathan, 9 jaar, wil heel graag vertellen over de vlaggen die hij tekent. "dat is het fijnste om te tekenen in deze les", zegt hij. Hij kent er veel, ook de geschiedenis er áchter. Hij wil graag álles vertellen wat hij weet. Wanneer hij er niet bij tekent lukt het hem moeilijk om duidelijk te maken wat hij bedoeld. 

Tussenconclusie

Kinderen zijn na dit atelierbezoek meer open naar mij toe op school.

Met mijn experiment heb ik geïnvesteerd in de relatie; ze voelen zich veilig, ik heb hun nieuwsgierigheid getriggerd, en ze kunnen mij nu beter plaatsen.

Ik ben nu niet alleen de juf van het uurtje beeldende vorming, maar ook een mens met een atelier. Dit roept allerlei vragen op: Wie ben jij dan eigenlijk? Er ontstaan gesprekjes tijdens de lessen die volgen.

Ik kwam erachter dat een buitenschoolse activiteit met een hele klas kinderen niet het vervolg gaat zijn voor mijn onderzoek. Ik raakte meer geïnteresseerd in het individuele kind en het gezin.

Tussenconclusie

Het valt op dat elk kind graag vertelt over de tekening en daarmee deelt wat hen bezighoudt. Tekenen helpt kinderen om in gesprek te gaan.

De tekeningen zijn zeer divers, waarschijnlijk omdat ze de ruimte krijgen om te tekenen wat ze zelf willen, ondanks de vraag die ik hen stel. Ik ben me bewust van mijn rol hierin. Dit onderstreept het belang van een open en stimulerende leeromgeving, waarin ik als docent een faciliterende rol speel in plaats van een sturende.

In elke tekening verbeelden de kinderen letterlijk wat er in het lokaal aanwezig is of waar ze aan gewerkt hebben. Het blijkt lastig voor hen om gevoelens weer te geven, zowel in hun tekeningen als in het gesprek erover.

Voor deze kinderen, die moeite hebben met verbale expressie, biedt beeldend werken een ondersteunend middel. Ik ben erachter gekomen waar bepaalde kinderen in gedachten mee bezig zijn tijdens mijn lessen.

Na vijf maanden heb ik hen opnieuw een tekening laten maken. Slechts acht kinderen wilden dit nog een keer doen met dezelfde vraag. De tekeningen verschilden weinig van die van vijf maanden geleden.

Ik heb besloten niet verder te gaan met het analyseren van tekeningen. Een diagnostisch perspectief op tekeningen vind ik interessant en zinvol, maar het sluit niet aan bij de richting van mijn onderzoek. Het boek Kindertekeningen in ontwikkelingspsychologisch en diagnostisch perspectief laat mij inzien dat dit een meer therapeutische benadering is.

Bron:
Meykens, S., & Cluckers, G. (1996). Kindertekeningen in ontwikkelingspsychologisch en diagnostisch perspectief. Uitgeverij Acco.

 

Ik ben nieuwsgierig geworden naar werken buiten de schoolcontext. Het volgende experiment is hier een logisch vervolg op.

De lijn naar school wordt weer gelegt, ouders vragen op school waar hun kind precies is geweest, zo voelen zij zich partner in de educatie van hun kinderen

Kinderen maken iets mee buiten hun dagprogramma op school

Educatie bevindt zich niet alleen tussen de muren van het klaslokaal

Ouders gaan in gesprek met hun kinderen hierover

Ze hebben het thuis over hun ervaring