ANALYSE EN REFLECTIE


Ik wil hier op reflecteren vanuit een subjectieve blik. Er is geen nulpunt waar ik vanuit kan observeren, omdat dit niet een empirisch onderzoek is.  Dit is een artistiek onderzoek. Sterker nog  het is een auto etnografisch onderzoek. Wat is mijn positie en de positie van de ander? Wat gebeurt er in dat discour?


Hoe ben ik te werk gegaan tijdens de analyses en reflecties van de workshops?


Tijdens de workshop/experiment heb ik een opname gemaakt. Video en geluid. Dit ga ik analyseren en ik ga proberen antwoorden te vinden op de onderste vragen. 

 

Er zijn ook tekeningen gemaakt door de deelnemers van de workshop. Ik doe ook een persoonlijke reflectie op deze tekeningen. De tekeningen zijn ook aanwezig terwijl ik de video’s bekijk. Dit heeft voor mij een meerwaarde tijdens de analyse.

 

Ik ga de data observeren vanuit het idee, Hoe ik schuif tussen de Educator en kunstenaar. Wanneer ben ik conceptueel aan het co-creëren? En Wanneer ben ik aan het doceren? 

 

Door bewust tijdens de analyse te schuiven tussen verschillende posities is volgens mij de manier om met het materiaal (de opnames en de tekeningen) aan de slag te gaan. Ik doe dit op deze wijzen zodat ik kan aantonen dat mijn positie meervoudig kan zijn.

 

Ik zal nooit zuiver kunnen kijken naar de beelden die gemaakt zijn, omdat ik de kaders van de workshop heb ontworpen. Daarbij heb ik ook het proces tijdens de workshop ook bewust beïnvloed, omdat ik onderdeel was van de co-creatie. 

 

Dus ik heb gekeken naar de groep en de dynamiek van de groep. Ik heb ook na het tekenen een groepsanalyse/reflectie gedaan met die groep. Daarna heb ik aan de hand van het videofragment ook nog is een observatie gedaan en daarna nog is een reflectie op de tekeningen zelf.

 

 

Welke vragen wou ik beantwoorden?


Ik vind het belangrijk om niet tijdens observatie meteen de volgende vragen te willen beantwoorden, omdat ik vind dat ik dan geen eerlijke analyse kan maken. Omdat het al een subjectieve analyse is, denk ik als ik dit zou doen dat ik op voorhand mijn observatie en analyse te veel richting ga geven. En dat ik te snel conclusie ga trekken. Daarbij verliest het dan zijn punt om drie keer het experiment te doen. Ik verlies alle bijvangst als het ware.



  • Welke ruimte is er voor het kunstenaarschap normaal gesproken in het docentschap?

  • Wat voor dynamiek is er in de groep?

  • Wat voor invloed heeft de  dynamiek van de groep op mijn rol?

  • Wat betekent dat voor het ongemak of het gemak van de ander?

  • Wanneer veranderde de dynamiek van de groep?

  • Wat is er anders in de dynamiek tussen docent en student? Hoe veranderd de kunstenaar de dynamiek van de groep?

  • Wat maak ik mogelijk door het anders te organiseren?

  • Hoe helpt dat om zowel interessante kunst te maken als die meervoudigheid vorm te geven?

  • Wat sluit ik uit door het anders te organiseren?


Wat wil ik aantonen?


  • Meervoudigheid moet kunnen zijn.
  • Het beeld is net zo waardevol als het gesprek. 
  • Meerdere perspectieven zichtbaar maken zonder te egaliseren.
  • De Beelden zijn niet de voorbeelden en illustraties van mijn uitgevoerde methode. ( Ze zijn achteraf een kunstwerk)

Methode/kunstwerk/experiment

 

De uitvoeringsfase "groepszelfportret"


Analyse en Reflectie

 

Workshop/experiment/co-creatie/kunstwerk “Groepszelfportret”


Dit is een geen objectieve analyse en reflectie. Dit is een artistiek onderzoek. Aan de hand van deze analyses van de drie workshops probeer ik een aantal vragen te beantwoorden die ik op voorhand heb bepaald, waarvan ik een vermoeden heb dat die een verband hebben met mijn onderzoeksvraag. “Hoe kan ik de meervoudigheid van één groep visualiseren in één beeld?”

17/01/23 Academie Haspengouwen Workshop 1

Analyse

 

Tijdens het maken

 

 

Het duurde heel lang eer dat de groep aangekomen was. De deelnemers waren redelijk enthousiast. Het was een diverse groep die verschillende achtergronden hadden. Wat me opviel was dat het een groep was waarin de meesten door verschillende omstandigheden niet werkten. Dit had ik niet verwacht. 

 

Ik was zenuwachtig omdat dit mijn eerste workshop was. Door die spanning kon ik moeilijk mijn plan loslaten. Geleidelijk aan ging dit beter. 

 

Bij dit experiment, was ik heel hard bezig met hoe ik de workshop gaf. Dit gaf als effect dat ik minder de personen kon observeren.

 

Ik vroeg naar de associaties die voor hun bij meervoudigheid kwamen. De volgende vielen me op.


 

  • Talen Europa
  • Alle kanten
  • Rechtvaardigheid, gelijkheid
  • Tegenovergestelde enkelvoudigheid
  • Verscheidenheid
  • Kleuren
  • Genieten van het leven
  • Veel kunnen
  • Samen zijn
  • Meer dan één

 

 Ik vond dat de groep erg onzeker overkwam.

 

Ik had de fout gemaakt om de tafels niet op voorhand juist te zetten. Ik had niet voorzien dat de tekeningen verticaal werden getekend. Uiteindelijk kon ik dit tijdens het proces corrigeren, zonder ze te veel uit hun focus te halen. 

 

In het begin was het moeilijk om ze in de “flow” van het proces te krijgen. Ze begonnen heel twijfelachtig te tekenen. Uiteindelijk begonnen ze ijverig, maar onzeker te werken.

 

Na een lange tijd begonnen ze pas naar elkaar te kijken. Ik heb het vermoeden dat dit komt omdat ze mij op deze moment niet heel goed kenden. Ik werd meer als de docent gezien, dan als de 

co-creatieve kunstenaar. 

 

(Ik denk ook omdat ik zelf niet heel zeker was van mijn rol in deze groep.)

 

De deelnemers waren snel klaar met de benen. Sommige deelnemers kwamen pas later aan.

 

Toen ze begonnen met hun torso te tekenen, was het voor hun eerst wat ongemakkelijk. Het viel me op dat de groep niet veel meer om bevestiging meer vroeg. Sommige staan er voor recht, andere blijven zitten.

 

Tijdens het tekenen van hun hoofd vroegen toch veel personen naar een spiegel. Ik merkte op dat de concentratie het sterkst was tijdens het tekenen van hun gezicht.


Het groepsgesprek

 

 Ze vonden het leuk om te doen. Tijdens het gesprek kwam naar boven, dat ze het onwennig en moeilijk vonden om te beginnen met de voeten. Ze hadden nog nooit het op deze manier gedaan.

 

Het leek voor hun een omgedraaide volgorde. Ik had verwacht dat ze het gezicht moeilijker  zouden vinden. Maar ze vonden het moeilijker om met de voeten te beginnen dan met het gezicht. 

 

 

 

Ik had eerst ze de tekeningen op elkaar laten leggen, maar ik had snel door dat dat niet werkten. Het werkte niet, omdat het te chaotisch was. Het groepsportret was niet zichtbaar. Het was een verstrengeling van lijnen, waarop volgens mij moeilijk op geassocieerd kon worden. 

 

 

 

Voor die reden heb ik besloten om de deelnemers combinaties te laten maken. De voorwaarde was dat ze niet hun eigen tekeningen mochten gebruiken. De reden dat ze hun eigen tekeningen niet mochten gebruiken, was omdat ik wou dat ze goed zouden kijken naar wat de ander heeft getekend zonder dat ze het door zouden hebben. 

 

 

 

(Ik heb deze beslissing intuïtief genomen. Niet rationeel. Ik bedoel hier mee dat ik dit besloten heb als kunstenaar met de reden dat dit het experiment/kunstwerk zal bevorderen.) 

 

 

 

Dit was een goede beslissing omdat ten eerste het de groep actiever bij het maken betrok. Ik merkte dit aan hoe ze met elkaar begonnen te onderhandelen. Ik vond dit een interessante shift in de groepsdynamiek. Ten tweede werd voor mij en de deelnemers het “groepsportret” beter zichtbaar. (Zichtbaar in zijn flexibiliteit, en niet in zijn gelaagdheid, dus ook daarom in zijn meervoudigheid.)

 

 Wanneer ze aan het onderhandelen waren met hun tekeningen ging het over het mooi te maken. Alhoewel dat ik nooit had gezegd dat het mooi moest zijn. Ze zagen er humor in, er werd veel gelachen. Dit vond ik heel fijn. Het haalt de prestatiedruk wat weg. Voor mij maar ook voor hun.

 

Ze waren heel positief over de collages. Toen dat ik vroeg of ze gelijkenissen zagen, vonden ze het moeilijk om dit te benoemen. Ze vonden dat er nog wel een stramien was in stijl. 

 

Ze hadden de drang om realistisch te tekenen. 

 

We waren het over eens dat het de groep wel representeert. 

 

Niet iedereen nam deel aan het gesprek. 

 

Het gesprek ging ook over uit de comfortzone gaan. 

 

 Ik vond zelf dat ik veel invulde. Ik weet niet zeker of dit de juiste houding was. Ik denk dat dit door de zenuwen kwam.

 

Het kwam aan bod. Er kwam naar boven wat fysische aandoeningen dat hun observeren beïnvloedt. Het is mooi dat er vertrouwen is dat de persoon in kwestie dit vertelt. Het is interessant hoe hij/zij dit oploste. 

 

 Het kwam ook aan bod, dat ze zouden gevoelens willen tekenen. Ze/hij vond dit een manier om dit te doen. Ze zou dit meepakken in haar verdere werk.

 

De deelnemers vinden het niet onmiddellijk mooi of esthetisch. Ik vind van wel. 

 

Is die spanning het educatieve in dit experiment?

 

(Die introspectie komt niet aan bod in hun curriculum. Ik vind het een dunne lijn tussen het persoonlijke en de afstand die ja als kunstacademie toch wel nodig hebt. Ik vind dat expressie nodig is om interessante kunst te maken. Maar expressie is niet noodzakelijk therapie. Expressie communiceren naar een bredere blik en minder individualistische manier is volgens mij de manier om kunst te maken dat intrinsiek gemotiveerd is maar ook toch niet afstandelijk van een publiek.) 


Met dank aan de verschillende richtingen van het deeltijds kunstonderwijs. Van de Academie Haspengouwen in Sint-Truiden. Ik dank de richtingen schilderkunst en tekenkunst. Zonder jullie had ik nooit zo'n mooie interrsante portretten kunnen krijgen

Reflectie

 

 

Ondanks de zenuwen van de eerste workshop vond ik het een geslaagd experiment. Ik heb moeilijkheden in het proces ontdekt. De tafels draaien in het midden van het maakproces was goed, maar het was beter om dat op voorhand te doen. De kleine tafels is iets wat ik niet voorzien had. Het haalde de deelnemers uit hun concentratie. Dit neem ik mee naar het volgende experiment.

 

Ten tweede heb ik geleerd dat collages maken in plaats van alles op elkaar te leggen een interessanter beeld oplevert. Niet alleen voor mij maar ook voor de deelnemers.

 

Ze mochten niet hun eigen tekeningen gebruiken bij het maken van de collage. Ik had dit besloten omdat ik aanvoelde dat ze beter zouden kijken naar de tekeningen van de ander. Ze moesten de tekeningen optillen, verplaatsen etc.. Dit maakte het proces meer tactiel. Door aanraking gaan ze beter observeren.Tijdens het maken van de collages ontstond volgens mij een interessante dynamiek tussen de deelnemers. Ze beginnen al onbewust te reflecteren op de tekeningen van de anderen. Doordat de gemengde tekeningen naast elkaar liggen krijg ik en de deelnemers een beter beeld van de groep. Dit kwam ook ter spraken tijdens het groepsgesprek. Het werd eerder een groepsportret door de combinaties van de tekeningen in plaats dat ik ze allemaal zou overlappen. Het was te onduidelijk als de tekeningen op elkaar lagen.Bij het volgend experiment ga ik meteen ze collages laten maken.

 

Het transparant papier zorgde ervoor dat het mogelijk is om aansluitingen te maken die niet mogelijk zouden zijn als de tekeningen op wit papier zouden gemaakt zijn. Het was de juiste keuze om ze op transparant papier te laten tekeningen en dus daarom ook relevant voor het proces. 

 

Reflectie tekeningen

 

Ik observeer deze beelden in mijn studio.

 

Het valt me op dat er veel verschillende houdingen zijn getekend. Ik kan zien aan de tekeningen dat er deelnemers zijn die al langer tekenen en deelnemers zijn die nog maar net begonnen zijn. Er is maar één deelnemer in deze groep die gekozen heeft voor een cartoonachtige stijl te gebruiken. Al dan niet bewust. Ik vind dat zijn/haar tekening enorm sprekend is voor die persoon in kwestie. Sommige deelnemers hebben toch gekozen om er symboliek in te verwerken. Bijvoorbeeld een klein portretje in het zelfportret te tekenen. Het is opvallend dat de personen die vaardiger zijn in het tekenen helemaal niet kiezen om symboliek er in te verwerken.

 

De meest vaardige deelnemer tekent voor mij een heel generiek lichaam. Het is technisch heel goed getekend, maar ik mis wel een bepaalde expressie. Dat kan zijn dat ze/hij de workshop niet interessant vond. 

 

Wat me opvalt is dat de meesten heel expressief en los kunnen tekenen. Dit valt zeker op in de tekeningen van hun lichaam en hoofd.  Maar ik zie ook dat ze toch sterk gefixeerd waren om het goed proberen te doen. Ik vind dat ik iets te hard gefocust heb op het geven van de workshop in plaats van het deelnemen aan het experiment als kunstenaar.

 

Deze klas schildert voornamelijk, dit kan ik zien in hun tekenstijl. De meeste maken veel meer gebruik van schaduwen etc… 

 

(De directeur van de academie deed mee aan het experiment. Ik weet niet zeker of dit een goede keuze was om hem te laten deelnemen. Ik vind het sprekend dat hij de enigste is die gekozen heeft om een gesloten houding te tekeningen. Armen over elkaar.) 

 

Alhoewel de groep vond dat de gezichtsportretten het meest sprekend vinden, ben ik van mening dat de tekeningen van hun lichaam meer de groep representeert dan de tekeningen van de gezichten. Omdat ze juist meer die verschillende houdingen hebben getekend. 

 

18/01/23 Academie Haspengouwen Workshop 2

Analyse

 

Tijdens het maken

 

In het begin was ik heel hard de docent. Er was veel vraag naar bevestiging of ze het goed deden. Ik moest vaak herhalen dat het niet een les waarneming was, maar een les verbeelding. Ik merkte op dat er veel ongemak was. Ik heb gevraagd om hun heel even kort voor te stellen. Ik vroeg naar hun naam, wat ze deden buiten de academie en hun associatie met het woord meervoudigheid. 

 

Er waren personen die een baan hadden of op pensioen waren of niet werkten door medische redenen. 

 

Er vielen me een paar dingen meteen op tijdens die introductie. De personen die een bepaalde job uit oefenden associeerden meervoudigheid met elementen die in hun job veel voorkwamen. Bv. Er was een studente die een loopbaanbegeleider is, die de associatie maakte met personen die meerdere kwaliteiten beschikken. Dat is geen toeval. Een studente die op pensioen was, maakte de associatie met bloemen. Ik sprak later nog met haar en ze was inderdaad veel met bloemen bezig. Nog opvallende associaties waren termen zoals “deeltjes en geheel”. Maar ook tweelingen. Twee van dezelfde. “Zoveel mogelijk” was ook een associatie die meerdere keren naar boven kwam. 

 

Na de uitleg van de opdracht begonnen ze ijverig te werken, maar ik merkte dat er veel onzekerheid heerst. Dit viel op omdat ze in mijn ogen met elkaar begonnen te onderhandelen. 

 

Niet zo zeer door met elkaar te praten, maar ze keken wel veel naar hun buren. De humoristische personen probeerden dat ongemak diffuus te maken door een mopje te maken. 

 

Tijdens de workshop moest ik vaak herhalen dat er geen foute antwoorden waren. Het werkte goed om af en toe een compliment te geven. Hier kon ik in mijn Educator rol stappen.

 

Het was een fijne lijn tussen prestatie druk en het loslaten daarvan. Ik vond dat ze daar veel moeite mee hadden. 

 

Vanaf dat ze hun voeten hadden getekend, begonnen ze op gang te komen. Ik probeerde een sfeer van vertrouwen op te bouwen, door mezelf kwetsbaar op te stellen. 

 

Zowel als kunstenaar en als Educator.

 

Ik vond dit zeker niet gemakkelijk. Ik heb dit gedaan door dingen van mijn lichaam te benoemen, die ik raar en lelijk vind. Dit hielp enorm.

 

Naarmate de workshop vorderde ontstond er steeds meer een ontspannen sfeer, er word steeds meer geconcentreerd op het maken en verbeelden van hun zelfportret. Sommige gebruiken spiegels andere niet, zeker tijdens het tekenen van hun gezichtsportret

 

Het groepsgesprek

 

Om een groepsanalyse te doen, heb ik gevraagd om combinaties te maken, maar niet met hun eigen portret. 

 

Mijn intuïtie als kunstenaar vond dat dit het beste was om te doen. Ik wou eerst dit doen door ze allemaal op elkaar te leggen. Ik heb ondervonden tijdens het vorige experiment. 

 

Tijdens het maken van de collages was er al veel discussie over de portretten. Ik hoorde dat ze naar combinaties aan het zoeken die “juist” waren. Juist in de zin van dat het goed aansloot. Ik greep in dat dat niet hoefde. 

 

Tijdens het groepsgesprek was er een student bij komen staan, die vol ongeloof mee volgden. Het was duidelijk dat hij/zij het onzin vond. Dit is voor mij een bevestiging dat de ervaring zeer belangrijk is. Want het enthousiasme van de studenten was overduidelijk. 

 

Ik vroeg naar hun eerste gedacht. Hun eerste gedacht was dat ze het grappig vonden. Het was in het begin moeilijk om te benoemen. Naarmate het gesprek vorderde begonnen ze het te hebben over wat klopt en niet klopt. Dit vond ik interessant. 

 

Ik vroeg of ze het leuk vonden. Het was voor hun uit hun comfortzone, maar ze vonden het een leuke uitdaging. 

 

Ze begonnen tijdens het gesprek met elkaar over de portretten te praten. Maar wat me opviel was dat dat niet in competitie met elkaar maar als een vergelijking met elkaar.

 

(Dit vind ik een groot verschil. Ik bezie vergelijking eerder als iets dat inspirerend in plaats van competitief kan zijn.)

 

De term verwondering kwam ook aan bod. 

 

Dit zijn zinnen die me opvielen in het gesprek.

 

“Elke persoon is een rariteitenkabinet”

 

“Men denkt dat het eenheid is, maar er is geen eenheid.”(meervoudigheid)

 

“Elke persoon bestaat uit verschillende personages, Het maakt ons representatief.”

 

Wat ook opviel is dat ze elkaar herkende. Ze vonden het leuk om ieders hun verbeelding te zien naast elkaar. Ze zeiden dat ze meestal in hun eigen wereld zitten.

 

Meeste expressie zit in hun gezichten.


"De benen werden benoemt als onderstellen. "

 

(Ik vond dit een leuke metafoor.)

 

Er was weer een shift in dynamiek. Ze begonnen combinaties met elkaar te vergelijken.

 

Vanuit mijn kunstenaarspositie en intuïtie heb ik dan nog is gevraagd om nieuwe combinaties te maken. Deze keer met één van hun eigen tekeningen. De onderhandeling was tegenover de eerste collage effectiever. Ze waren bewuster bezig met de beelden, maar niet in de zin van dat het mooi klopt. Ik zou kunnen stellen bewuster, maar ook intuïtiever. Een mooi discour als je het mij vraagt.

 

Reflectie

 

De ervaring stond centraal. Ze begonnen met elkaar hun eigen ervaringen te delen. Dit deden ze ook na de workshop. Het hielp om een connectie te maken onderling maar ook met mij. 

 

Mijn positie veranderde naarmate de workshop vorderde. Ik kon meer praten als kunstenaar dan als docent. 

 

Ik vond het een geslaagd experiment. 

 

 

Reflectie tekeningen

 

De beelden gaan van een cartoonachtige stijl naar een iets realistische stijl. Ik zie een groot verschil in niveau. Sommige volgen al langer les dan andere. Ik vind het niet altijd interessanter naarmate ze “beter” kunnen tekenen. Ik mis de onbevangenheid in hun maken. Omdat ze minder “goed” kunnen tekenen, maken ze gemakkelijker “per ongeluk” fouten. Ze kunnen daarom moeilijker hun karakter verbergen. Zeker met een zelfportret. De keerzijde hiervan is, dat ze eens stuk onzekerder kunnen zijn, want ze vergelijken hunzelf met de verwachtingen van de academie. 

 

In deze groep kiezen sommige voor een volledige cartoonachtige stijl van tekenen. Andere doen een mengeling van een cartoonachtige naar een realistische stijl, door er cartoonachtige stijlen in te verwerken. 

 

Sommige tekende vanuit hun verbeelding andere tekende aan de hand van een spiegel. Door het gebruik van een spiegel ontstaan er verdraaide perspectieven in de tekeningen. Het is een waarachtige mengeling tussen verbeelding, waarneming, humor en verdraaiing. Deze toevalligheid geeft volgens mij een interessant representatie van de groep.

 

Dit is voor mij als kunstenaar fascinerend omdat door die verschillende perspectieven van observatie van hun lichaam een portret ontstaat dat emotie toelaat zonder dat er een zware confrontatie is met hun onzekerheid. Onzekerheid omarmen is volgens mij de sleutel tot een intrinsiek esthetisch zelfportret. De onzekerheid word door de “introspectieve beelden” zichtbaar en bespreekbaar op volgens mij een niet competitieve manier. Er was voor mij een gelijkheid ontstaan tussen mij en de deelnemers als ik de kunstenaarsrol in nam. 

 

Eigenheid ontwikkelen door hun verbeeldingskracht te stimuleren en die eigenheid herkenbaar te maken door op een onbevangen manier te kunnen tekenen en daarover te kunnen communiceren.

22/01/23 Academie Haspengouwen Workshop 3

Analyse

 

introductie

 

Dit was een kleine groep. Daarom denk ik dat de dynamiek ook anders was. Niet iedereen kende elkaar in deze groep.

 

Associaties bij meervoudigheid.

 

Wat me opviel wanneer ik naar de associatie naar meervoudigheid vroeg, was dat de deelnemers die op pensioen waren meervoudigheid associeerde met contact met mensen. Het sociale aspect was dus voor deze groep heel belangrijk. De deelnemers die al een lange tijd schilderde en tekende spraken meer over het multi disciplinaire in de beeldende kunst. Dat vonden zij meervoudig. Het ging dus over connectie maken en meerdere disciplines binnen de beeldende kunst. 

In deze groep kwam de term “delen” ter spraken.  Als laatste ging het over niet één maar meerdere. Er was ook een deelnemer die in het onderwijs werkte, en zij sprak over groepsgevoel, maar over individualistische kunst. 

 

Tijdens het maken

 

Ik kon ze goed op hun gemak stellen. Ik had het gevoel dat ze zeer enthousiast waren om deel te nemen aan dit experiment. 

 

Toen ze begonnen met de voeten had deze groep besloten om gebruik te maken van hun smartphone om hun zelf te tekenen. Ze trokken foto’s van elkaar. Dit had ik nog niet mee gemaakt. Ze hadden dit unaniem zelf beslist. 

 

Er onstaat een mooie onderhandeling onderling over hoe ze de foto’s van hun zelf nemen. 

Ze observeren niet alleen zichzelf al, maar ook de ander met het fotograferen.

 

Deze groep bestaat uit directe zekere karakters, maar ook meer timide introverte karakters. Een interessante mix. 

 

Ik probeerde niemand uit te zetten. 

Toch is er was onwennigheid bij een paar deelnemers. Ik merk dat ze dit toch confronterend. Vinden. Intuïtief voel ik aan dat ze meer tijd nodig hebben voor te tekenen als andere groepen. 

 

Naarmate ze vorderen in de tekeningen word de focus ook sterker. Zeker bij de meer zekere deelnemers. Als de deelnemers beginnen aan het lichaam te tekenen wordt de focus beter en de onzekerheid minder bij de timidere van de groep. De onzekerheid ebt weg. 

 

(Om dan met de voeten te beginnen en met het hoofd te eindigen heeft dan toch zijn functie.)

 

Ik moet oppassen dat ik als kunstenaar en Educator niet te veel in vul. Ik wil ze echt laten kiezen voor hun eigen expressie en introspectie. 

 

Deze groep neemt heel veel tijd om hun tekeningen te maken, Ze zijn heel sterk gefocust. Er zijn diverse tekenstijlen. Fijne lijnen, donkere lijnen etc… Er is ook plezier in het tekenen. Tijdens het maken van het gezichtsportret is de focus er het meest. 

 

Het groepsgesprek

 

Het gesprek begon met het benoemen van de verschillende tekenstijlen. Ze hadden het ook over hoe bizar de combinaties waren. Dat het toch wel uiteindelijk past. De deelnemers vonden het leuk om te doen. 

 

Het kwam ook naar voren dat ze eerst dachten dat ze het niet konden, maar dan uiteindelijk wel. Sommige combinaties lukken andere niet. Het gesprek gaat naar wat past en niet past. 

 

Tijdens het gesprek kon ik de kunstenaar zijn. Ik kon de deelnemers die nu de materialen waren sturen. Ik vond dit interessant om te doen. Een van de voorwaarde was dat ik ze kon geruststellen uit dit gesprek kwam het naar voren dat dit gelukt was. Ik vind dat ik er in geslaagd ben om hun intuïtie aan te wakkeren, zonder iemand uit te schakelen. 

 

Er was een deelnemer die zei, als ze het geweten had dat het zo harde introspectie ging zijn, dat ze niet deelgenomen had. Maar uiteindelijk was ze toch mee geraakt in het proces. Ik kon dus veiligheid bieden aan de deelnemers. Dit vind ik dit zeer belangrijk. Dit was een van de voorwaarde dat ik had gesteld voor een geslaagd experiment.

 

Die deelnemer was verast wat het geworden is. Zeker omdat ze/hij niet met volle zin mee deed, omdat het confronterend was. Ik ben blij met deze reactie, omdat ik een timide persoon toch creatief heb kunnen prikkelen. 

 

Deze groep vond het fijn om te beginnen met hun voeten. Het maakte het proces van hun zelf te tekenen minder confronteren. De opbouw zorgt voor zelfvertrouwen. 

 

Waarom kunnen de dingen waarover je passioneel bent zo angstaanjagend zijn?

 

Deze groep wou hun eigen tekening zien.

 

Tijdens het maken van hun eigen samenstelling vind ik het mooi en interessant op welke manier ze onderhandelen met elkaar. Ze reflecteren en analyseren onbewust. (Ik vind dit interessant wanneer dit gebeurd, omdat dat onbewust interactief leren hun intuïtie aanscherpt als dat bewust zou zijn, gaan ze eerder elkaar meten in plaats van elkaar te inspireren.) (Die onderhandeling doet het kunstwerk/experiment evolueren.) Hun zelfkennis word verrijkt. 

 

Het kwam ter spraken dat door Covid ze werden gedwongen om op hun eentje te werken. Ze zeiden dat dit invloed had op hun leren. Ze hadden dit zelfs niet door. Ze hebben van elkaar geleerd. 

 

“De mislukkingen” (zo benoemen ze het. Ik vind het geen mislukking) geven een humoristische draai aan het werk. Het woord contrast komt veel aan bod. 

 

 

Wat hebben ze geleerd?

 

Durven vertrouwen om het “technische” los te laten. Hoe losser ja dat kan laten, hoe beter en ontspannen je gaat observeren. (Je kan je niet losmaken en puur objectief gaan observeren.) Je creert oprechte eigenheid. Je kan het beter verbeelden. Dit moet niet naar de realiteit zijn. De oprechte eigenheid zit in het discour wat je observeert en verbeeld.  Je ervaart je observatie, maar je ervaart ook dingen tijdens het maken van een beeld. In dit geval van een zelfportret.

 

Onzekerheid kan heel mooi zijn in een beeld. Je moet het niet direct kunnen. 

 

Gaan ze andere stijlen incorporeren naar hun eigen stijl? Toevalligheid is schoon. 

 

Je kent jezelf goed, dat is de moeilijkheid van een zelfportret. Je kan niet puur objectief tekenen. Hoe graag je zou willen. De subjectiviteit van de observatie van jezelf, maakt het zelfportret kwetsbaar en daarom ook esthetisch in mijn ogen.

 

Daarbij speelt materiaal en materie een belangrijke rol. 

 

Het gesprek gaat naar wat je kan corrigeren en aanpassen tijdens het maken. Dit haalt de persoon aan die al langer bezig is. Dit is een aanleiding voor het gesprek om te gaan naar wat je kan leren van elkaar. Hoe staan we in dialoog met elkaar als we van elkaar willen leren.( en niet alleen van mij. Leren is een samenwerking.) 

 

Dialoog tussen de leerlingen is zeer leerijk. Het bied andere perspectieven. Het verrijkt ook mijn perspectief.

 

Nieuwe samenstelling maken. Één eigen tekening in combinatie met twee tekeningen van de ander. 

 

Wat me meteen opvalt is dat ze nu gebruik maken van het transparante papier. Ze overlappen de papieren zodat de tekeningen aansluiten. Omstaanders komen ook kijken. Het wordt een performatief werk. 

 

Er ontstaat meer en meer dialoog tussen de deelnemers. Zeker de meer timide persoon. De deelnemers kennen elkaar niet, maar het komt ter spraken dat ze elkaar beter hebben leren kennen. 

 

Ik stel de vraag vinden jullie hier de term meervoudigheid bij passen?

 

Het gesprek gaat door die vraag over meer mogelijkheden in het maken van een beeld, maar ook over de potentie van het onderling samenwerken. 

 

Het gaat over de ervaring van het groepsgevoel. Het gevoel van betrokkenheid. Ze hebben elkaar beter leren kennen. 

 

Ik vond dat mijn kunstenaarsrol er voor zorgde dat ik dit ook kon toelaten. Ik wou associeren toelaten, Ik wilde op dat moment ze niet iets aanleren. 

 

Ik vind de overgang van introspectie naar het collectieve heel esthetisch. 

 

Elkaars eigenheid respecteren is belangrijk maar het is belangrijk om met elkaar in dialoog te treden over die eigenheid. Ik heb daarom gekozen om een “groepszelfportret” te maken.

 

Om dat respect te kunnen garanderen is het gevoel van veiligheid zeer belangrijk. Het is daarom van belang dat ik me kwetsbaar opstel tegenover de groep. 

 

Het kwam ter spraken dat er weinig word gepraat onderling over prestatiedruk. 

 

Samen reflecteren is gelijk aan meervoudigheid toelaten. 

Dit is het educatieve van mijn onderzoek. (De methode die zichzelf uitdaagt)

 

Het kwam ook ter spraken dat het te gemakkelijk is om je te verstoppen in het onderwijs. Ze zeiden dat je je niet kan verstoppen in dit experiment.

 

Prachtige Beelen die zijn gemaakt door die soort van communicatie. 

 

“Als de leraar zegt dat het altijd beter moet zijn, schaad dit het zelfvertrouwen.” 

Zegt een deelnemer

 

Altijd beter is maar één perspectief namelijk die van de docent. Moeten we dit echt doen in het beeldend kunst onderwijs? Is prestatie belangrijker als communicatie? Van actief naar passief?

 

Als ik begon over esthetiek veranderde er ook iets in de dynamiek van het gesprek. 

 

Er werd ook bevestigd dat het hielp dat ik me kwetsbaar opstelde. Dat ik zei dat het niet persé goed hoefde te zijn. 

 

 

“Ik bezie educatie hetzelfde als ik een kunstwerk maak. Studenten, deelnemers etc.. zijn voor mij allemaal onzekere materialen die botsen, kraken, scheuren, goed combineren etc.. Als je die fenomenen laat gebeuren, maak je connectie met je publiek. “ Het laten gebeuren” is jezelf ook open opstellen als kunstenaar door die fenomenen. Een opbouwende houding hebben naar de materialen is veel interessanter dan iets op voorhand af te keuren. De moeilijkheid hiervan is dat je dan altijd ook de waarom moet afvragen. Waarom is iets mooi of lelijk? Waarom vind ik dat? Etc… We moeten de oppervlakkigheid en onverschilligheid uit de weg gaan. Nieuwsgierigheid stimuleren is een esthetisch proces. 

Reflectie

 

Reflectie tekeningen

 

Wat me eerst opvalt dat de deelnemers het tekenen van een portret al goed kunnen. Hun zelfportret zijn redelijk realistisch. Deze groep waren de enige die ook hun smartphone gebruikten voor een portret te maken. Er is zelfs een deelnemer die een oudere foto heeft gebruikt. Dit maakte een interessant groepsportret. 

 

Deze groep was ook veel kleiner. Dit heeft volgens mij een invloed op hoe ze te werk gingen. Niemand kon zich werkelijk verstoppen in de massa van de groep.  

 

De tekenstijl gaat van meer fijnere lijnen die voorzichtig zijn gezet tot meer een daadkrachtigere stijl. Dus in deze groep is er een contrast tussen voorzichtigheid en daadkrachtige en daarom meer impulsievere tekenstijl. Dit uit zich in fijne transparante lijnen tegenover zwarte dikke houtskool lijnen. 

 

De deelnemer die meer daadkrachtiger tekenden was ook veel zelfzekerder in haar vaardigheid. Ze deed dit al lang. Ik vind het een mooie tegenstelling in deze groep. 

 

Het fijne van de onzekerheid tegenover de impulsiviteit van de personen die sterker in hun schoenen staan. Ik vind dat het dat het de groep goed representeert. 

 

Komt dit omdat ze eerst foto’s hebben genomen van zichzelf, dat het beter overkomt. Is het beter daardoor?

 

Het valt me ook op dat er weinig cartoonachtige stijl in is verwerkt. Er zit wel volgens mij symboliek verwerkt in de tekeningen. Maar de “realistische” waarneming had toch merendeel hier prioriteit. Ik vermoed dat dit komt, omdat ze al even bezig waren met de opleiding schilder en tekenkunst. 

 

Wat me het meeste aanspreekt in deze groep is dat er subtiele poses zijn in de benen. Een persoon heeft zelfs meerdere benen getekend. 

 

Je ziet dat de deelnemers vaardig zijn in het tekenen. 

 

Er is één deelnemer die haar/zijn rug heeft getekend. Dit is de deelnemer die ook van oudere foto’s heeft getekend. Ik vind het interessant hoe zij/hij werkte in dit experiment.

conclusie

synthese

Vragen die ik wil beantwoorden.

Welke ruimte is er voor het kunstenaarschap normaal gesproken in het docentschap?

 

Uit deze analyse kan ik afleiden dat er weinig ruimte is voor het kunstenaarschap van de docent in het deeltijds kunstonderwijs. Het is er wel maar het word overschaduwt door technische aspect van de opleiding. Ik vind daarbij de expressie en vooral de eigenheid stimuleren een betere weg om o.a. technische vaardigheid aan te leren. De verwachting om altijd beter technisch te moeten presteren laat weinig ruimte over voor de creativiteit van student en docent. 

 

Dit is natuurlijk het gemakkelijkst om te meten en te beoordelen en is een aspect van de opleiding. Maar het gevaar hier van is dat de materie waarover ze verbeelden alleen maar de subjectieve smaak van de docent kan zijn. Ik vind dat de docent waakzaam moet zijn over het egaliseren van de studenten. Beeldend kunstonderwijs gaat niet alleen over vaardigheid, maar het gaat ook over hoe je communiceert met je beeld. Intrinsieke motivatie heeft hierin een zeer belangrijk rol en dit is zowel bij de student en de docent. 

 

Maar wat is intrinsieke motivatie bij de docent? Ik geloof dat het kunstenaarschap daar een zeer belangrijk rol bij speelt. Een rol die vergeten en onderschat word in het kunstonderwijs door zichtbare en meetbare prestatie prioritair te zetten. Het zet de eigenzinnigheid uit.

 

Omdat ik in een onderwijs situatie het experiment/workshop gaf, was de verwachting dat ik ook les ging geven. Ik had dit ook zo gecommuniceerd naar de verantwoordelijke omdat ik het dan beter kon verkopen. Dus de rol van docent was al snel bevestigd. Ik probeerde hier toch vanaf te stappen. 


Wat voor dynamiek is er in de groep?

 

De eerste groep was heel groot. De groep bestond uit personen met verschillende achtergronden. Het was een diverse groep. Van jong naar oud. De jongste persoon was wel van achter in de twintig. Sommige waren al op pensioen andere werkte nog. Er waren personen bij die een andere etnische achtergrond hebben. Sommige van de groep was hun moedertaal frans. Wat me opviel was dat ook veel deelnemers thuis zaten door ziekte. Niet iedereen kende elkaar van de groep.


Wat probeer ik anders te doen en wat maakt dat mogelijk?


Er waren deelnemers die juist begonnen waren op de academie en deelnemers die al langer daar zaten. De deelnemers hadden ook genoten van verschillende opleidingen. In deze groep was niet iedereen enthousiast om deel te nemen.Het duurde lang eer dat ik ze mee kreeg in het proces. Niet iedereen kende elkaar. Het was in het begin redelijk ongemakkelijk. Ook omdat het mijn eerste experiment was. Deze groep associeerde meer in mijn ogen op hun persoonlijkheid.

 

De tweede groep was ook heel groot. Er was een groot verschil in niveau van opleiding en werkachtergrond. Deze groep kende elkaar beter. Dus het ongemak in het begin was veel minder. Bij deze groep was er maar één iemand anderstalig. Deze groep associeerde meer op basis van hun achtergrond dan op hun persoonlijkheid. (Voor zover dat ik dat kon inschatten). Het was een onzekere groep die toch wel wat bevestiging nodig had. Ze konden goed of fout moeilijk loslaten. 

 

De derde groep was veel kleiner. De dynamiek was daardoor wat verschillend met de andere groepen. Niet iedereen kende elkaar in deze groep. Omdat ze in andere klassen zaten. Veel van de deelnemers zaten ook thuis of waren op pensioen. Deze groep was enthousiast over de workshop. Ze waren er benieuwd naar. Deze groep bestond uit introverte en extraverte persoonlijkheden. Het was een goede mix. Buiten dat ze allemaal wel een andere professionele achtergrond hadden, was het homogene groep. Er waren geen anderstalige deelnemers bij. Ook was er één deelnemer bij die al een wat een kunstenaarspraktijk buiten de academie had. Dit zorgde voor een interessante dynamiek.

 

Wat voor invloed heeft de  dynamiek van de groep op mijn rol?

 

Tijdens het eerste experiment merkte ik op dat ik heel hard als de docent werd bezien. Ik merkte dit aan dat ze heel veel naar bevestiging vroegen. Omdat het ook mijn eerste workshop was, wou ik het zelf ook te goed doen. Ik wou de workshop te goed doen. Dit belemmerde mij om mezelf in het begin in de kunstenaarsrol te zetten. De intuïtie toe te laten. Ik merkte op dat de sleutel was, en dat was ook één van de voorwaarde van het experiment, mezelf kwetsbaar op te stellen. Dit had ik dan gedaan door dingen te benoemen die ik aan mezelf lelijk vond. Het haalde wat de druk weg. De grote van de groep maakte het niet gemakkelijk om iedereen te observeren tijdens de workshop.

 

Tijdens het tweede experiment was ik veel minder nerveus om het experiment te doen. Ik kon iedereen beter observeren. Ik kon de onderhandelingen beter zien etc… Ik was in het begin wel terug de docent. Ze vroegen veel naar bevestiging. Maar omdat ik al minder nerveus was, kon ik al meer in de kunstenaarsrol stappen. 

 

Een onzekere groep zorgt er voor dat ik precies meer in de Educator rol word gezet, door de drang naar bevestiging. Alhoewel ik vind dat mijn kunstenaarsrol daar beter in kan helpen. Dan kan ik inspireren in plaats van te sturen. Ik vermijd het gevaar dat ik te veel invul. Ik had tijdens de eerste en tweede workshop wel de neiging om te veel in te vullen.

 

Omdat de derde groep kleiner was, had ik een veel beter overzicht wat iedereen aan het doen was. Ik kon ook beter het experiment uitvoeren. Ik vond daardoor dat ik veel bewuster tussen mijn educator en kunstenaarsrol kon wisselen.  

 

Wat betekent dat voor het ongemak of het gemak van de ander?

 

Als ik “de workshop” kon communiceren als een experiment en daarom dat het resultaat niet het belangrijkst is maar eerder het proces. Dit kon ik het beste als ik in mijn kunstenaarsrol zat. Het haalt die verwachtingen die ze hebben van mij onderuit en stelt ze in staat om meer vrijheid te ervaren tijdens het maken.

 

Wanneer veranderde de dynamiek van de groep?

 

Hoe kwetsbaarder ik me opstelde, hoe meer ik me in de kunstenaarsrol kon zetten. Tijdens het tekenen, maar ook tijdens de groepsanalyse. Dit had invloed op het enthousiasme van de deelnemers. 

 

Ik merkte dat de opbouw van het experiment een invloed heeft op de dynamiek van de groep.

Door de opbouw van de workshop, omdat ik met de voeten begon en dan naar boven werkte, werkte de de deelnemers meer geconcentreerd en vroegen minder naar bevestiging. 

 

De eerste en de tweede groep keek meer naar elkaar tijdens het maken. Zeker in het begin. De derde groep begon meteen heel ijverig te werken en keek niet echt naar elkaar toen ze aan het tekenen waren. Wat opvallend was bij de derde groep dat ze gebruik maakte van hun smartphone om foto’s van hun eigen te nemen. Sommige deden het van hun zelf andere namen foto’s van andere. Ze waren dus al op voorhand elkaar aan het observeren. 

 

De grootste verandering van de dynamiek van de groep gebeurde tijdens het maken van de collages. 

 

Tijdens het maken van de collages was er al veel discussie over de portretten. Ik hoorde dat ze naar combinaties aan het zoeken die “juist” waren. Juist in de zin van dat het goed aansloot. Ik heb daar proberen bij te sturen dat dat niet hoefde. 

 

Wat is er anders in de dynamiek tussen docent en student? Hoe veranderd de kunstenaar de dynamiek van de groep?

 

Uit deze experimenten kan ik afleiden dat de docenten een heel corrigerende houding heeft naar studenten. De docent wilt altijd de student verbeteren aan de hand van de leerdoelen. Deze academie focust zich sterk op de techniek van het maken en weinig op expressie. 

 

Omdat ze zelf collectief een kunstwerk konden maken met de tekeningen die ze gemaakt hadden, daagde ik ze uit als kunstenaar om de tekeningen van de ander te observeren.

 

Ik vind dat de kunstenaar zich meer als gelijke kan opstellen tegenover de deelnemers. Merk op dat ik niet leerlingen schrijf. Als kunstenaar zijn ze voor mij mensen waarmee ik samenwerk om een kunstwerk te maken. Ze geven feedback op het proces tijdens de groepsanalyse. Het zijn deelnemers, maar ook tegelijkertijd materialen. Elk materiaal heeft hun eigenheid. 

 

Er was weer een shift in dynamiek. Ze begonnen combinaties met elkaar te vergelijken. De communicatie tussen de deelnemers werd in mijn ogen eerlijker. 

 

Wat maak ik mogelijk door het anders te organiseren?

 

Als ik een kunstwerk maak bepaal ik op voorhand de kaders waarin ik ga werken. Maar ik zorg er altijd voor dat ik ruimte heb voor spontaniteit en “mislukking” binnen in die kaders. Deze manier van experimenteren maakt het mogelijk door toevalligheden bij te leren. Het intuïtieve speelt hier een belangrijk rol. Dit is een individueel proces dat ik doorga.

 

In dit experiment van mijn onderzoek heb ik onbewust hetzelfde gedaan. Het grote verschil is dat ik niet enkelvoudig, maar meervoudig werk, omdat ik met meerdere mensen samen werk. Het geeft ruimte voor dialoog. Door die dialoog geeft het ook elke deelnemer de kans om inbreng te hebben. De voorwaarde is natuurlijk wel dat er een sfeer van vertrouwen heerst om zoiets te brengen. 

 

Die inbreng vertrekt natuurlijk vanuit een eigen introspectie. Maar omdat ik het ontwerp zodanig heb ontworpen dat de introspectie geleidelijk aan gebeurt is dit niet meteen een vuurdoop. 

 

Ik kan uit de experimenten afleiden dat het deelnemers een stem geeft die niet gemakkelijk een stem krijgen. Ik merk ook dat de personen die normaal de spotlight nemen, de stem ook geven aan de timidere personen.

 

“Ik bezie educatie hetzelfde als ik een kunstwerk maken. Studenten, deelnemers etc.. zijn voor mij allemaal onzekere materialen die botsen, kraken, scheuren, goed combineren, slecht combineren etc.. Als je die fenomenen laat gebeuren, maak je connectie met je publiek. “ Het laten gebeuren” is jezelf ook open opstellen als kunstenaar voor die fenomenen. Een opbouwende houding hebben naar de materialen is veel interessanter dan iets op voorhand af te keuren. De moeilijkheid maar ook de waarde hiervan is dat je dan altijd ook de “waarom” moet afvragen. Waarom is iets mooi of lelijk? Waarom vind ik dat? Etc… 

 

We moeten de oppervlakkigheid en onverschilligheid uit de weg gaan. Nieuwsgierigheid stimuleren is voor mij een esthetisch proces en ik heb geprobeerd om de schoonheid van die existentiële nieuwsgierigheid over te brengen.

 

Hoe helpt dat om zowel interessante kunst te maken als die meervoudigheid vorm te geven?

 

Tijdens het groepsgesprek was er een student bij komen staan, die vol ongeloof mee volgden. Het was duidelijk dat hij/zij het onzin vond. Dit is voor mij een bevestiging dat de ervaring zeer belangrijk is. Want het enthousiasme van de studenten was overduidelijk. 

 

De meervoudigheid krijgt vorm door verschillende factoren. Het komt voor in de verschillen en gelijkenissen van de zelfportretten. Het komt voor in de groepsanalyse van die portretten. Wat komt er naar boven vanuit die introspectie. Het komt voor in de verbeelding van de deelnemers. Die verbeelding is nu zichtbaar en niet meer individueel. 

 

De meervoudigheid krijgt vorm als de deelnemers collages maken van de tekeningen. Ze observeren en analyseren onbewust. Het word een mengeling van hun eigen introspectie en de introspectie van de ander. 

 

Er kwam ook ter sprake tijdens het laatste experiment dat ze dit ook apart zouden willen doen op andere manieren. De meervoudigheid kan ook voor komen in de mogelijke iteraties van dit experiment. Dit is voor mij interessante kunst. Kunst dat een naslag heeft en dat inspireert om iets nieuw te maken met net een ander kader. 

 

Is dit niet wat kunsteducatie zou moeten zijn? Inspireren boven het doceren zetten?


Wat sluit ik uit door het anders te organiseren?

 

Er zullen altijd personen die de introspectie niet willen doen. Misschien kunnen ze zich niet openstellen voor een andere werkwijze? Tijdens een van de experimenten had ik een deelnemer die volgens mij het niet zo leuk vond om te doen. Wat me opviel dat zij/hij een heel generiek lichaam had getekend. Ik vond dat er in de tekening weinig expressie zat.

 

Ik ben daar niet tegen, maar ik mis de “fouten” die een tekening kwetsbaar maakt en daardoor niet intrinsiek. 

 

Merk op dat ik het woord intrinsiek gebruik en niet expressief. Ik vind dit een groot verschil. Ik zou het ook eigenaardig kunnen noemen. Intrinsiek is voor mij zinvol maar alleen expressie kan neigen tot oppervlakkigheid. Dit is iets wat ik uit de weg wil gaan als Educator en/of kunstenaar. 

 

Ik had haar niet zoals de andere deelnemers kunnen activeren om mee te doen in de verbeelding. Wat had ik kunnen doen om die soort van deelnemers mee te krijgen? Ik kreeg de timidere en onzekere deelnemers mee, maar niet de meer serieuzere van aard mee. Sluit ik ze dan uit? Of maken ze de keuze om niet volledig mee te doen?

 

Wat wil ik aantonen?

Meervoudigheid moet kunnen zijn.

 

Ik wou met dit onderzoek onderzoeken of ik de meervoudigheid van een groep kan visualiseren in één beeld. Ik stoten hier op verschillende obstakels die ik niet op voorhand in het vizier had. Het eerste obstakel was: Wie ben ik? En daarbij wat wil ik? Wat is mijn positie en hoe ga ik om met die positie? Ben ik een kunstenaar of een kunst educator? Ik kwam er achter dat beiden niet gefixeerde posities zijn. Net zoals wanneer je een houtskool tekening niet fixeert, veegt de positie als het ware uit en heeft daarom de kans om een nieuw werk te zijn. Naarmate ik deze workshop verder ontwierp, merkte ik op dat mijn positie niet zwart wit is. Omdat ik met andere mensen zou werken ontdekte ik dat ik me niet kon veroorloven om één positie in te nemen. Maar ik wou ook voorkomen dat ik te veel zou invullen. De visualisatie van de meervoudigheid moet kunnen ontstaan en niet ingevuld worden door mij. Om te kunnen experimenten moest ik voor mezelf, maar ook voor deelnemers een flexibel kader opstellen. Dit heb gedaan door de materialen te kiezen en de voorwaarde en het verloop te bepalen. Ik heb daarbij ook bewust gekozen om ruimte te laten voor de input van de deelnemers. Zeker tijden het groepsgesprek en de assemblage van de tekeningen. Ik wil ook benadrukken dat die keuzes in het moment intuïtief zijn genomen. Bijvoorbeeld de laatste groep wou hun eigen collages ook zien. En wou er ook meerdere maken. Ook had ik al direct beslist tijdens de eerste workshop dat het veel interessanter zou zijn om de deelnemers collages te laten maken in plaats van alle transparante papieren op elkaar te leggen. Ik vond dit visueel en didactisch beter en interessanter om te beschouwen. Als ik mezelf te vast had geklampt aan mijn ontwerp, had ik gegarandeerd een minder resultaat gekregen. 

 

Om meervoudigheid toe te laten en te kunnen proberen te visualiseren moest ik mijn methode loslaten en niet meervoudigheid proberen in te vullen in de workshop. Ik probeerde niet over te brengen wat meervoudigheid is, maar ik heb geprobeerd om meervoudigheid te laten zijn door de deelnemers van introspectie naar “collectieve spectie” te brengen. Dus het was meer van belang om de evolutie van enkelvoudige gedachten naar meervoudige communicatie zichtbaar te maken voor de deelnemers en daardoor hun verwondering te activeren.

 

Het beeld is net zo waardevol als het gesprek.

 

Met het beeld bedoel ik de collages die zijn gemaakt op het moment van de workshops. Ik hoop dat de lezer van mijn logbook de beelden individueel en geassembleerd met aandacht gaat bekijken. Ik hoop dat de verslagen van de workshops niet overheersend lijken. Ik benadruk dit omdat ik als kunstenaars veel waarde hecht aan de expressie van de deelnemers en dat verdient aandacht. 

 

Ik vind dat er nog werk is vanuit het deeltijds kunstonderwijs om educatieve waarde aan expressie te hechten. Ik merkte dit heel erg in de instantie waar ik deze workshops heb gegeven dat er meer aandacht werd gegeven aan techniek en kunnen dan aan verbeelding en expressie. Ik vind dat ze meer kans moeten krijgen om die expressie te kunnen delen zonder dat het afgeschoten word als iets therapeutisch. Je moet ergens je inspiratie halen. Volgens mij komt inspiratie niet alleen vanuit de observatie maar het komt vanuit wat voor soort intentie je observeert en hoe je dat koppelt aan je eigen zelf. Dat discour geeft niet alleen eigenheid aan de beelden die mogelijk gemaakt kunnen worden maar de koppeling tussen de observatie van je omgeving en je individuele intentie maakt dat discour representatief. Zo’n beeld geeft een dialoog over intentie, eigenheid, observaties veel meer lading en waarde. Dus daarom is het beeld net zo waardevol als het gesprek.

 

Meerdere perspectieven zichtbaar maken zonder te egaliseren.

 

Ik wou met dit experiment mogelijk maken om perspectieven deelbaar te maken. Wat ik niet wilde is dat ze unaniem een dezelfde perspectief zouden vormen. Ik wilde de deelnemers niet in een rol forceren waar ze zich ongemakkelijk bij zouden voelen. De moeilijkheid hierin is dat ik dit niet concreet kan bewijzen. De ervaring en het verloop van het proces was belangrijk maar ook fragiel. Ik verwachtte een bepaalde kwetsbaarheid van de deelnemers. Ik denk dat er perspectieven onderling gedeeld zijn en dat ze van elkaar iets geleerd hebben. Maar ik denk niet dat alle perspectieven gedeeld en zichtbaar waren. Het experiment heeft maar een bepaalde duur je kan niet iedereen de ruimte geven om iets mondeling te delen. Ik heb wel geprobeerd om iedereen aan het woord te laten, maar niet iedereen was even comfortabel daarmee. Ik vind dat ook helemaal niet erg want die deelnemers hebben wel iets kunnen maken dat van hun is en daarbij dat kunnen delen. Ik weet dat ik echt dat het een impact had op die deelnemers. Maar dat kan ik nu niet aan de hand van een verslag tonen alleen via een beeld. Een beeld is al een geluk subjectief. Als ik die personen niet wil uitzetten moet ik de onuitgesproken perspectieven en gedachten onuitgesproken laten zijn anders is er een gevaar dat ik de groep egaliseer en dat wou ik vermijden. Ik denk dan aan al de ideeën die ik had voor een kunstwerk te maken die ik nooit heb kunnen realiseren. Soms is het beter om tijd te geven aan beelden en personen die tijd nodig hebben.

 

De Beelden zijn niet de voorbeelden en illustraties van mijn uitgevoerde methode. ( Ze zijn achteraf een kunstwerk)

 

Ik herhaal mijn onderzoeksvraag. Hoe Visualiseer(t) ik (de kunstenaar) de meervoudigheid van een groep in één beeld? In dit onderdeel heb ik het over het deel van de vraag namelijk “één beeld.” Mijn plan voor de workshop was dat ik alle transparante papieren op elkaar ging leggen en daardoor een mengelmoes van alle portretten ging krijgen. Tijdens de eerste workshop heb ik als kunstenaar besloten dat het beter was om de deelnemers samenstellingen te laten maken. Dit had verschillende voordelen voor het uiteindelijk beeld van de meervoudigheid van de groep. Door dat de groep werd gedwongen om de collages te maken gingen ze beter de tekeningen van de ander  observeren. Het proces van het samenstellen werd tactiel. Het activeert ze beter voor het groepsgesprek. Daarbij laat ik ook ruimte over voor toevalligheid tijdens het proces. Toevalligheid in een maakproces is inspirerend en leerrijk. Het opent dingen die je als kunstenaar niet had kunnen voorspellen. 

 

Nu is de vraag: Is het door die samenstellingen één beeld? Er zit een tegenstrijdigheid in mijn vraag. Het gaat over meervoudigheid, maar ik zeg ook één beeld. Ik kan hier uit concluderen dat de kern van deze methode over connectie gaat. Connectie tussen de kunstenaar, de deelnemers en de deelnemers onderling en de gemaakte beelden. Ik zou dus kunnen stellen dat het “eindresultaat” één beeld is van de meervoudigheid van de groep. Het is een kunstwerk. 

 

Een intrinsiek kunstwerk heeft de mooie eigenschap dat het associatieve gedachten mogelijk maakt. Ik heb geprobeerd om associatieve gedachten te stimuleren bij de deelnemers zonder de druk van dat dit goed of fout is. Ik heb geprobeerd om mijn associatieve gedachten toe te laten in dit kunstwerk. 

 

Ik hoop daarom dat dit werk inspireert in plaats van doceert. Ik wil niet een methode bewaker zijn. Ik wil dat het artistieke resoneert in mijn onderzoek. Door aan te tonen met dit onderzoek dat expressie delen heel relevant kan zijn in kunsteducatie en dat we daar nieuwsgierig mogen naar zijn, zonder met de gedachten dat het meteen iets maatschappelijk zou moeten opleveren. We moeten de traagheid hiervan omarmen, maar het tegelijkertijd niet uit het oog verliezen.

 

We need to awaken our visual Curiosity.(Causey, 2016, p.14)

Toen ik de beelden van het laatste experiment aan het bekijken was voor de analyse en reflectie had ik plots een schrijversblok. Ik dacht ik ga even iets anders doen. Ik ga verder lezen in een boek. Dat boek heet “Drawn to See, drawing as ethnographic method.” Tijdens de research day had Tobias Frenssen mij dit boek aangeraden. Dit boek sprak mij meteen aan omdat het een boek is dat dient als inspiratie en motivatie om tekenen als een methode te bezien voor onderzoek. Dit boek resoneerde met mij. 

 

Tijdens het lezen dacht ik: Oke ik ga die analyse en reflectie voorlopig laten voor wat het is. Ik ga de deelnemers vanuit de video tekenen. Ik ga ze reduceren tot organische vormen.

 

“Reducing the complexity of the visual world is one of the most useful skills you can develop. As I’ve noted, we tend to see the world around us as a seamless whole. Much of it preconceived for us into discrete entities that we can name and that we can take for granted.”(causey, 2016, p.44)

 

Dit proces heeft me geholpen om de personen beter te gaan begrijpen. Ik lette ineens veel beter op hun houding. Het geeft een gelaagdheid weer van hun persoonlijkheid dat ik hiervoor maar een vermoeden van had. Ik denk ook aan lichamelijke synchronisatie.De Waal (2015) Door houdingen en dynamiek te proberen tekenen ontdekte ik een begin van een methode die in de toekomst voor mij, maar ook voor mij als educator een waarde kan hebben. Ik heb op een andere manier getraceerd en daardoor werd ik geïnspireerd. 

 

Toen ik die tekeningen later terug bekeek begon ik na te denken over mijn onderzoeksvraag en wat ik wil als kunstenaar - educator. 

 

Ik vroeg me af of ik een eigen methode kon ontwikkelen aan de hand van dat etnografisch tekenen. Ik besefte dat ik dat al gedaan had. Zelf relationeel tekenen klinkt zeer gelijkaardig als meervoudigheid visualiseren. De “zelf” is mijn kunstenaarschap. Het relationele is de meervoudigheid van die groep waar ik ook onderdeel van ben. Dit inspireerde mij om een nieuwe onderzoeksvraag te formuleren. Waar ik in toekomst onderzoek zou naar willen doen. Maar tegelijkertijd een herdffiniering is van mijn vorige onderzoeksvraag.

 

Kan ik(als educator) Auto - Ethnografisch tekenen aanleren? Kan ik(als kunstenaar) daar een methode voor ontwikkelen? 

 

Ik wou dat ik meer tijd had. Maar onderzoek is traag van aard. Leren onderzoeken is nog trager. 


“How can we face investigation that does not follow a pre-defined path or apply pre-set methods, but opens up to dialogues emerging in the encounter with experiences of the collaborators and the researcher? What is the effect of research processes when disrupted by the unexpected, and the researcher places themselves in a position of not -knowing?”(Gil & Hernández-Hernández, 2020, p1)

 

“Unlike other researchers that have the objective of discovering or demonstrating a premise or question, this one had the objective of wandering, exploring and experimenting with the same act of investigating.”Gil & Hernández-Hernández, 2020, p100)

 

De bronnen “Becoming an educational ethnographer” en “Drawn to See” zijn voor mij twee toegangspoorten om de “nieuwe” onderzoeksvraag te onderzoeken vanuit mijn in kaart gebrachte positie als auto-Etnografische Beeldende kunstenaar. Door dit onderzoek heb ik al mijn bronnen die me inspireerde een plaats kunnen geven in mijn cartografie. Ik wil me verder verdiepen in deze modus van onderzoek. De intuïtieve beslissing traceren en zichtbaar maken is een manier om onderzoek te doen en het onverwachte toe te laten. Het onverwachte toelaten heeft een educatieve waarde. 

 

Om het niet lineaire van mijn onderzoek te visualiseren, lijd ik je terug naar het begin van mijn logbook.