WELKOM

Stel: je bent negentien. Je studeert Verpleegkunde of Social Work. Je loopt stage in de forensische zorg. Dan komt een patiënt met een vraag die niet in de protocollen staat. Geen wond, geen medicatie. Maar een levensvraag. Over vaderschap. De dood. Betekenis.

Als theatermaker én docent communicatieve vaardigheden aan de Hogeschool Utrecht hoor ik deze verhalen van studenten. Ze komen naar me toe met vragen die ze belangrijk vinden, maar ook spannend. Ze twijfelen: "Hoe moet ik reageren?"

Ik zie hun worsteling. Maar ook de potentie.

Tegelijkertijd werk ik in de Van der Hoeven Kliniek, een forensisch psychiatrisch centrum, waar ik patiënten begeleid tijdens theaterrepetities. Ook daar spelen levensvragen. Verdronken in de routine van behandeling. Toch kunnen ze, door kunst, opnieuw naar boven komen.

Vanuit dit spanningsveld ontstond mijn onderzoek: Hoe kan een theatervoorstelling – met bijbehorende educatie – hbo hulpverleners helpen omgaan met levensvragen van patiënten in de forensische zorg?

 

Doelstelling

Het doel van dit onderzoek is in de eerste plaats praktijkontwikkeling voor hbo-zorgopleidingen. In de tweede plaats wil ik bijdragen aan het bredere kunsteducatieve en zorgdiscours. Ik hoop zorg en kunst dichter bij elkaar te brengen, zodat toekomstige hulpverleners beter zijn toegerust om in existentiële gesprekken betekenisvol aanwezig te zijn.


Aanpak

Ik begon met luisteren. Twaalf studenten van de Hogeschool Utrecht deelden hun stage-ervaringen. Hieruit distilleerde ik terugkerende levensvragen. Kritisch gezien is een groep van twaalf studenten klein. Toch vind ik deze verhalen relevant, omdat ze uit de praktijk komen. Veel vragen sluiten aan bij het werk van professor en filosoof Bart Cusveller (2019), die het concept handelingsverlegenheid onderzoekt: de onzekerheid die zorgverleners ervaren in zingevingsgesprekken. Cusvellers werk heeft bijgedragen aan het maatschappelijk debat over zingeving in de zorg en vormt een belangrijke theoretische basis voor mijn onderzoek. De studenten met wie ik sprak, voelen zich vaak ook handelingsverlegen bij levensvragen.

Daarnaast sprak ik met patiënten en hulpverleners uit de forensische zorg. Zij gaven inzicht in de levensvragen die dagelijks voorbij komen. Deze verhalen, samen met de inzichten van vier docenten van Hogeschool Utrecht en Hogeschool Rotterdam, vormen een rijk narratief kader.

"Elke dag kom je in aanraking met levensvragen in de forensische zorg. Je hebt niet met elke patiënt een diepgaand gesprek, maar thema’s als relaties zijn onlosmakelijk verbonden met deze setting"(Edwin Hagenbeek, docent Hogeschool Utrecht, 2025).

Professor in de wijsbegeerte Judith Wambacq (2021) stelt dat kunst geen antwoorden biedt, maar vragen opent (p.179). Kunst zet aan tot reflectie, niet tot sluiting. Haar inzichten uit Kunst en zingeving versterken mijn keuze voor een theatraal medium: juist de ambiguïteit van theater schept ruimte voor persoonlijke betekenis. In mijn theatermaakproces heb ik deze theorie toegepast door geen eenduidige boodschap of oplossing te presenteren, maar ruimte te laten voor interpretatie, twijfel en meerstemmigheid in de verschillende scènes. Zo nodigt theater niet alleen uit tot empathie, maar ook tot reflectie – precies wat Wambacq bedoelt.

 

 De voorstelling

Op basis van deze input ontwikkelde ik een theatervoorstelling waarin verhalen van studenten, hulpverleners en patiënten samenkomen. Ik wilde dat deze verhalen gespeeld werden door patiënten uit de forensische zorg. Ik had ook kunnen kiezen om te werken met reguliere acteurs, of een monoloog kunnen ontwikkelen die een hulpverlener zou spelen. Maar ik koos bewust voor spelers met ervaring als patiënt in de forensische zorg én spelervaring.

De voorstelling draait om contact: betekenisvolle interactie in onzekere omstandigheden. Juist deze spelers weten hoe dat werkt en kunnen dat overtuigend overbrengen aan studenten. Zij keren elke avond ook weer in hun eentje terug naar hun kamer (of ‘cel’, zoals zij zelf zeggen) en zijn daar weer overgeleverd aan hun eigen gedachten en levensvragen.

In lijn met het onderzoek van Twilla en Mark Welch (2008), dat beschrijft hoe verpleegkundestudenten groeien in hun professionele ontwikkeling door theatervoorstellingen over geestelijke gezondheidszorg, leren studenten tijdens de voorstelling Dagdagelijkse dilemma’s hoe zij zich meer kunnen inleven in situaties van kwetsbaarheid, en hierover leren reflecteren. Daarbij voeg ik in mijn project een extra laag toe: patiënten zijn niet alleen onderwerp, maar mede-uitvoerder.

 

Kritische kanten en ethische vragen

Studenten nemen naast de voorstelling deel aan een nagesprek en theaterworkshop, waardoor ervaring, reflectie en praktijk samenkomen. In mijn onderzoek beschrijf ik hoe studenten aangeven hier meer van te leren dan uit een studieboek of casus in een reguliere les. Ondanks de meerwaarde blijf ik als theatermaker en onderzoeker kritisch. Om te weten wat werkelijk beklijft bij studenten, zou het waardevol zijn dit een jaar later opnieuw te bevragen. Daarnaast kijk ik kritisch naar mijn methode van verhalen verzamelen. De verhalen geven waardevolle inzichten. Maar de meeste mensen die ik sprak, ken ik via mijn eigen netwerk. Daardoor is de kans groter dat bepaalde dingen over het hoofd worden gezien. In toekomstig onderzoek zou het goed zijn om met een meer diverse groep te werken, zodat het beeld breder wordt.

Ook het Canadese onderzoek van Welch en Welch (2008), dat ik aanhaal, is een case study met een beperkte looptijd en klein aantal studenten. Het vormt dus geen volledig objectieve onderbouwing voor theatereducatie in de zorg. Toch laat de zorgvuldige uitwerking van deze studie zien dat theatereducatie verpleegkundestudenten een betekenisvolle leerervaring kan bieden. De Canadese studenten die deelnamen aan het lesprogramma benoemen in interviews dat het theateraspect goed werkte en een waardevolle lesmethode bleek.

Ik ben mij daarnaast bewust van de gevoeligheid van dit project. Vragen naar iemands levensverhaal zijn persoonlijk. Verhalen zijn daarom geanonimiseerd waar nodig, zonder afbreuk te doen aan transparantie.

Een andere kritische kanttekening is of het maatschappelijk en ethisch wenselijk is dat tbs-patiënten participeren in kunsteducatieve projecten. Gezien hun daden én de publieke middelen die hun behandeling bekostigen, rijst de vraag: zou dit geld niet beter besteed worden aan behandeling of aan slachtoffers?

Deze kritiek is valide en vraagt om reflectie en uitleg. Ik wil hierbij ook niet romantiseren. Werken met forensische patiënten als spelers vraagt kritische waakzaamheid. Niet elke vorm van representatie is gerechtvaardigd. Niet elk verhaal hoeft verteld te worden op een podium. En toch geloof ik in de kracht van belichaamde verhalen, mits zorgvuldig gefaciliteerd en ingebed in dialoog. Daarom heb ik bewust gekozen het perspectief van studenten, hulpverleners en patiënten samen te representeren.

Daarbij: tbs is geen straf. Het is een behandeling met maatschappelijke veiligheid als doel. Mijn onderzoek laat zien dat studenten dankzij deze artistieke interactie groeien in empathie en professionele stevigheid. Dat leidt tot betere zorg, betere verbinding én mogelijk minder recidive (herhaling van delicten) bij patiënten.

Bovendien ervaren patiënten betekenis in hun rol als speler en spreker. Hun bijdrage vergroot hun zelfinzicht en versterkt hun resocialisatie. Kunst verbindt. Ook daar waar dat niet vanzelfsprekend lijkt.


Directe ervaring

"Je merkt dat die hulpverlener in de afwas-scène het lastig vond om te reageren. Maar hij probeerde zich echt in te leven. Dan ga ik zelf voelen: hoe zou ik dat doen?" (Student Dilara, Hogeschool Rotterdam, 2024).

Deze quote sluit aan bij de theorie van embodiment van theatermaker James Thompson (2015), die ik heb meegenomen als uitgangspunt. Volgens hem kan lichamelijk spel collectieve empathie oproepen en complexe emoties tastbaar maken (p.437). Theater activeert het lijf, en daarmee het denken, voelen, begrijpen.

Dit heb ik bewust nagestreefd bij het ontwikkelen van de voorstelling en workshop. Studenten geven aan dat de directe ervaring van theater hen uit hun comfortzone haalt. Het laat hen oefenen met het onvoorziene en daagt hen uit om vanuit een ander perspectief te kijken.

Daarbij ligt ook een kritische verantwoordelijkheid bij mij als maker: studenten mogen niet té ver uit hun comfortzone worden gehaald. Deze veiligheid heb ik gewaarborgd door in de voorbereiding de mening en observatie van mijn theater- en muziekcollega mee te nemen, en te spelen voor maximaal veertig studenten, om het contact goed aan te voelen.

 

Bij welke maatschappelijke debatten sluit dit aan?

Vooral voor studenten zie ik het onderzoeksthema als belangrijk. Het raakt aan het debat over zingevende aandacht in de zorg, zoals verwoord in het opleidingsprofiel Bachelor Nursing 2030 (BN2030). Daarnaast sluit het aan bij maatschappelijke discussies over zingevingsvragen, bijvoorbeeld in de Volkskrant-reeks van Fokke Obbema, waarin hij sinds 2017 mensen interviewt over de zin van het leven.

Ook de verbinding tussen zorg en kunst komt nadrukkelijk aan bod. De whitepaper Arts in Health (LKCA, 2024) onderzoekt deze relatie en geeft beleidsadviezen over de inzet van kunst in de gezondheidszorg. Ik vind het belangrijk dat kunst en zorg van elkaar leren, omdat beide domeinen bijdragen aan welzijn, betekenisgeving en menselijke aandacht.

Ten slotte positioneer ik dit thema binnen het debat over kunsteducatie in het hoger onderwijs – mijn directe onderzoekscontext. Daarbij sluit ik mij aan bij de woorden van schrijver Stefan Hertmans:

"Kunsteducatie draait ook om empathie, ruimdenkendheid en tolerantie – het is een oefening om zich in een ‘ander’ denken te leren verplaatsen, waar ook ruimte is voor het onvoorziene" (Hertmans, 2021, p. 7).

Want als theatermaker geloof ik dat kunst een oefenruimte is voor de werkelijkheid. En misschien juist voor de moeilijkste gesprekken, voor het onvoorziene, zoals Hertmans stelt.

Waar protocollen ophouden, begint het spel.
Waar woorden tekortschieten, spreekt het lichaam.
Waar studenten onzeker zijn, kan kunst een richting wijzen.
Daarin ligt voor mij de waarde van dit onderzoek.

 

 

 

Kritische reflectie 

 

"Wat heeft mijn leven nog voor zin?" vroeg een patiënt mij bijna dagelijks. En ik zat met mijn eigen ongemak: ik wist niet hoe ik hierop kon reageren" (Student Verpleegkunde, Hogeschool Utrecht, 2024).