Hoe draagt theater bij aan het bespreekbaar maken van levensvragen onder studenten?
Een groepje spelers stapt de vloer op. Geen woorden nog. Alleen beweging, een handeling, een blik.
“Omdat je in theater met je lichaam actief bezig gaat zijn met het onderwerp levensvragen. In plaats van dat je het alleen aanhoort en kijkt, maak je met je lichaam er ook zelf een product van. En zodra je dat gaat doen, in je geheugen maak je dan een beeld en dat blijft dan bij je, omdat je er een actieve rol in hebt gespeeld.” (Christina, student)
De ervaring van student Christina is niet zomaar een reactie op een voorstelling. Het is een belichaamde vorm van reflectie. Een tastbaar spoor van verwondering dat zich nestelt in het geheugen. Theater als zintuiglijk leren, als vormgegeven ervaring. Wat hier gebeurt, raakt aan de kern van arts based research: denken met het lichaam, weten via doen.
Als theatermaker ervaar ik vaak hoe beelden zich steviger vastzetten dan woorden. In het lichaam. In het geheugen. Studenten spreken later niet over wat er werd gezegd, maar over wat ze zagen, wat ze deden, wat ze werden. Dat is voor mij de kracht van deze vorm: het leren vindt plaats via het lijf en het beleven.
Verwondering als ingang: artistiek denken
De filosofe Judith Wambacq spreekt in haar essay Kunst en Zingeving (2021) over het verschil tussen het snelle, algoritmische denken en het trage, open artistiek denken. In dat laatste laat je je raken. Je kijkt niet om te begrijpen, maar om te ontmoeten.
“De notie van aandacht leert ons dus dat er een intrinsiek verband is tussen focus of concentratie en zingeving'' (Wambacq, 2021, p.176).
Het is die aandacht, die traagheid, die op de theatervloer ontstaat. Studenten zitten niet tegenover een ‘thema’ dat geanalyseerd moet worden. Ze worden erin uitgenodigd. Niet alles is helder. Niet alles is af. Maar daar, in de tussenruimte, gebeurt iets.
Wambacq stelt dat kunst vertrekt vanuit verwondering over bijvoorbeeld een gebeurtenis. ''Deze verwondering leidt in de kunst tot een beeldend, sprekend, muscicerend of dansend uitdrukken"(179). Zo kan iets tastbaars ontstaat uit wat eerst onbenoembaar was. Christina heeft vanuit haar verwondering theater gemaakt. Niet om te verklaren, maar om iets onzegbaars tóch te delen. Dat maakt dat deze quote voor mij van grote waarde is.
Want levensvragen, in deze context, vraagt niet om een sluitend antwoord. Het is een proces van aandacht. Van waarnemen zonder te willen oplossen. Precies dat maakt het naar mijn mening relevant voor toekomstige zorgverleners: leren nabij te zijn zonder alles te moeten weten.
In theater is het niet-weten geen tekort, maar een vertrekpunt naar mijn mening. Als maker leer ik om tijdelijk in die ‘tussenruimte’ te verblijven. Voor studenten in de zorgopleiding is dat soms spannend zij zijn gewend om oplossingsgericht te denken. Maar ook tijdens het optreden en de theaterworkshop ontstaat ruimte voor het echte gesprek. Niet om snel tot een conclusie te komen, maar om echt bij iets te zijn.
Kijken als inleving, als spiegel
Een scène. Een afwasteiltje, wat borden, een ongemakkelijke stilte. Een zorgprofessional weet niet goed wat te zeggen. In de zaal verschuift iets. Studenten herkennen, voelen, reageren.
“Je merkt dat die hulpverlener in de afwas scène het lastig vond om te verwoorden wat hij moest zeggen tegen de patiënt. (...) En dan ga ik zelf voelen en nadenken: hoe zou ik reageren?” (Dilara, student)
Wat theater hier oproept, is geen afstandelijke beschouwing, maar een intieme betrokkenheid. De student wordt geen buitenstaander van het verhaal, maar een deelnemer aan de vraag. Wat zou ik doen? Wat vind ik moeilijk? Dat is precies wat Judith Wambacq bedoelt als ze spreekt over artistiek denken waarbij "moeite gedaan wordt om de/het ander(e) te begrijpen en te aanvaarden, waarin geduld, doorzettingsvermogen, toewijding en arbeid centraal staan vanuit het besef dat de dingen van waarde zich niet in een knip laten vatten.” (2021, p.180)
Theater nodigt uit tot verbeelden. Het doorvoelen van situaties die je in je toekomstige werk zou kunnen tegenkomen. En precies dát is wat het onderscheidt van theoretisch leren: het raakt je lijf, niet alleen je hoofd.
Embodiment: zorg die door het lichaam stroomt
“Je bent er lijfelijk bij. (...) Nu ben je fysiek aanwezig. En dan zijn de emoties die de spelers nabootsen, meer voelbaar, meer tastbaar.” (Christina, student)
James Thompson, hoogleraar en theatermaker, werkt op het snijvlak van kunst en zorg. Zijn werk in gevangenissen en andere zorgomgevingen laat zien: zorg is altijd lichamelijk en altijd relationeel.
“At the most experiential level, all care is received and delivered through the body. Our bodies are the epistemological and imaginative basis for care.” (Thompson, Performing Care (2020, p.25)
De definitie van embodiment betekent dus volgens Thompson: niet buiten de situatie staan, maar erin aanwezig zijn. Niet over zorg praten, maar voelen hoe het is om te zorgen of om te ontvangen. In het theaterprogramma ervaren studenten wat het betekent om met aandacht te handelen. Om in het moment te zijn bij een ander, zonder script. Thompson (2023) benoemt ook de verschillende expressieve communicatieve vaardigheden die aan bod komen bij theater en in de zorg. Zoals aanrakingen en verschillende manieren van spreken. Uitgedrukt volgens hem als ‘tone of voice’ of via humor (p. 114). Deze multi-zintuigelijk elementen zijn van belang waarbij handen, spreken en cruciale timing meespelen.
Theater laat studenten in mijn visie oefenen in dat afgestemd zijn. Op elkaar, op de situatie, op de ander. En dat oefenen gebeurt niet met het hoofd, maar via beweging, via het lijf.
Meespelen is meespreken
Studenten stappen het speelvlak op. Hun lichamen, hun stemmen, hun verhalen worden onderdeel van het geheel. In het maken, in het improviseren, komt iets op gang dat woorden overstijgt.
“De theateropdracht heeft het abstracte tastbaar gemaakt, een drempel doen overstappen.” (Joke, student)
“Je moet je openstellen en dit breekt het ijs.” (Daphne, student)
Niet iedereen voelt zich direct thuis op het podium. Maar juist die drempel, het ongemak, de spanning, opent nieuwe lagen van reflectie:
“Spannend omdat ik niet van de spotlights houd. (...) Maar dan moest je op je groepsgenoten vertrouwen.” (Daphne, student)
Wat hier gebeurt, is wat Thompson (2023, p. 35) omschrijft als "the sensory experience of being in relation to someone or something." Het gaat om het contact bij het theatermaken. Voor mij gaat het om het vertrouwen ontwikkelen. Een vorm van afstemming. Studenten oefenen dat in de theatrale ruimte , zonder dat het oefenen voelt.
Reflectie in het moment
Een cirkel. Studenten delen een levensvraag. Er is stilte, aandacht, soms herkenning.
“Ik denk niet zo vaak over levensvragen na. Maar als je dan in die cirkel zit en iedereen deelt een vraag, dan ga ik wel nadenken: wat zijn mijn levensvragen eigenlijk?” (Dilara, student)
Er wordt geluisterd. Soms ontstaat daar iets onverwachts: een inzicht, een herinnering een idee voor een scene.
“De scène hebben we met ons groepje opgevoerd. Dat geeft een boost van zelfvertrouwen. Soms moet je ook gewoon dingen doen. En dan zie je achteraf wel hoe het uitpakt.” (Student anoniem)
De ruimte van theater wordt zo een tussenruimte: een plek van spel, van verbeelding, van onderzoek. Niet om tot één waarheid te komen, maar om verschillende waarheden naast elkaar te laten bestaan.
Wanneer we samenkomen in een kring en levensvragen delen, ontstaat er iets dat ik als maker herken van de repetitieruimte: luisteren, delen, zoeken. Theater is in essentie misschien wel een vorm van collectief betekenis geven.
(Tussen)conclusie: theater als vorm van weten
De ervaringen van studenten, gecombineerd met inzichten van Wambacq (2021) en Thompson (2020, 2023), laten zien dat theater bijdraagt aan het bespreekbaar maken van levensvragen. Niet door te verklaren, maar door te voelen, te verbeelden en te ervaren. Theater activeert lichamelijk en relationeel leren, precies wat Thompson “embodied learning” noemt: zorg begrijpen door het te doen en te voelen.
Studenten vertellen hoe ze geraakt worden door het zelf spelen, hoe scènes hen aanzetten tot reflectie. Dit sluit aan bij Wambacqs idee van artistiek denken: een open, trage manier van waarnemen waarin verwondering het vertrekpunt is. Toch stel ik mezelf ook kritische vragen: hoe diep en duurzaam is deze ervaring? En voor wie werkt het? Niet iedere student voelt zich direct veilig of vrij op de speelvloer.
Belangrijk inzicht: In mijn dubbelrol als theatermaker en arts based onderzoeker zie ik hoe beide benaderingen elkaar versterken. Als maker ben ik in het moment: ik observeer met mijn lichaam en volg intuïtie en verbeelding. Als onderzoeker geef ik daar taal aan, zonder de ervaring te reduceren.
De rollen zijn voor mij complementair. Theater vraagt om ruimte en openheid; onderzoek helpt die ervaring te verdiepen en te verbinden met het onderzoeksthema levensvragen.
Vervolgstap: In de uiteindelijke conclusie wil ik verder onderzoeken hoe deze vorm van theatraal werken en onderzoeken zich verhoudt tot de bredere pedagogiek van zorgopleidingen. Welke betekenis heeft het dat studenten via het lichaam, via spel, via ontmoeting leren omgaan met levensvragen? En wat vraagt dat van ons als kunsteducatoren en theatermakers?
Belangrijk inzicht: Want nadat het doek valt, is het aan reguliere docenten om het gesprek voort te zetten. Zij spelen een sleutelrol in het verankeren van deze theatrale ervaringen binnen de dagelijkse praktijk van het onderwijs. Door studenten te begeleiden bij het herbeleven, verwoorden en verdiepen van wat er tijdens de voorstelling is geraakt, kunnen zij reflectievaardigheden versterken en ruimte bieden aan het persoonlijke verhaal. Dit vraagt om pedagogische moed en aandacht voor het niet-weten. Het durven blijven bij de vraag, zonder die direct te willen beantwoorden. Zo kunnen theater en onderwijs elkaar blijvend aanvullen in het vormen van zorgprofessionals die niet alleen doen, maar ook durven te voelen en te bevragen.
Foto 1: studenten staan klaar voor hun scene te presenteren.
Foto 2: bij elke scene wordt live muziek gemaakt door muzikanten Joris en Nino
Methode: Om deze deelvraag goed te beantwoorden, combineer ik verschillende invalshoeken en onderzoeksmethoden.
- In de eerst plaats baseer ik me op 36 ervaringen van studenten en docenten van de Hogeschool Rotterdam en Utrecht, verzameld via 27 schriftelijke reacties en 9 interviews. Zij woonden de voorstelling bij en deden mee aan de workshop. Hun woorden vormen het kloppend hart van dit onderzoek.
- Ten tweede verwijs ik naar de filosofische inzichten van professor Judith Wambacq (2021). Zij onderzoekt de raakvlakken tussen kunst en zingeving. Een thema dat naadloos aansluit bij de inhoud en intentie van de voorstelling.
- Als laatste zoom ik in op het begrip embodiment, zoals uitgewerkt door hoogleraar en theatermaker James Thompson (2023). Zijn theorie helpt verklaren hoe het lichamelijk ervaren van theater bijdraagt aan bewustwording, empathie en reflectie.
In deze laatste deelvraag onderzoek ik wat theater uniek maakt in het bespreken van levensvragen: niet alleen via tekst en ratio, maar ook via het lichaam, de emotie en de ervaring.
Na alle gesprekken met studenten en docenten (te lezen in hoofdstuk Krachten van theater) blijft één ding hangen: theater zet iets in beweging. Het zet aan tot denken, maar ook tot voelen en doen.
Als theatermaker wil ik precies dat: niet alleen cognitieve reflectie, maar ook fysieke en emotionele betrokkenheid. Professor en filosoof Judith Wambacq (2021) noemt dit artistiek denken. Een manier van leren die vraagt om toewijding, openheid en verbeeldingskracht. Theatermaker en hoogleraar Toegepast Theater aan de universiteit van Manchester James Thompson (2023) spreekt over embodied learning: leren dat niet alleen mentaal, maar ook lijfelijk en relationeel is.
Daarom richt ik mij in dit onderzoek op deze laatste deelvraag:
Wat is de waarde van theatereducatie in het bespreken van levensvragen? En welke rol speelt embodiment daarin?
Theateropdracht (begeleid door een professionele theater- of muziekdocent, in dit geval Eva, Petra en George, plus twee spelers van Theater Buiten de Muren).
Deel 1: Delen (15 minuten)
De theaterdocent nodigt uit om met onderstaande vragen studenten en spelers te laten vertellen. (Let op de balans tussen lichte en intense thema’s, alles is oké).
-
Het leven bestaat soms uit vragen stellen. Welke vragen heb jij over de wereld om je heen die je ziet? (uit het nieuws/je eigen leven)
-
Je kan betekenis zoeken in grote en kleine vragen. Wat is belangrijk voor jou in het leven?
-
Je kan te maken hebben gehad met situaties om je heen (stage/werk/familie) waarin iemand worstelde met een levensvraag. Misschien wel een cliënt van jou die een levensvraag had. Hoe was dat voor jou? Wanneer ga jij moeilijke vragen uit de weg? Wanneer heb jij gedurfd om aandacht te geven aan die vraag en wat gebeurde er toen?
Deel 2: Maken (15 minuten)
Kies een beeld, verhaal of associatie uit het gesprek en zet dit om in een theatrale scène of beelden. Je begint met een tableau (stilstaand beeld). Je eindigt met een tableau. Er komt herhaling in de scène voor. Er komt beweging in de scène voor. Er komt een vraag in de scène voor. De scène duurt maximaal 2 minuten.
Deel 3: Presenteren aan elkaar (10 minuten)