Ze waren vastbesloten om het honderd regels tellende gedicht ‘Drakendoder’ te vinden. De zeetocht van Serendip naar India was heel gevaarlijk. Soms dook er tot ieders schrik zo’n stinkende en lelijke draak uit de golven op. Het beest sloeg dan zijn klauwen uit en brulde van woede. Maar het schip waarop de prinsen voeren, was groot en snel en gelukkig geen gemakkelijke prooi.
Ondertussen maakten de prinsen een praatje met iedereen aan boord. Hoog of laag, dik of dun, oud of jong, niemand sloegen ze over. Als het even kon, vroegen ze of iemand iets wist over het gedicht Drakendoder. Dat deden ze op zo’n vriendelijke, charmante en eerlijke toon dat iedereen hen graag wilde helpen.
De zinnen hierboven komen uit het boekje: de drie prinsen van Serendip. Dit boek staat centraal in mijn onderzoek. Het is namelijk gebaseerd op de echte geschiedenis van het ontstaan van het woord serendipiteit. Door mijn onderzoek heen, neem ik jullie mee in het verhaal van drie prinsen die een lange zoektocht te doorstaan hebben. Ze maken een heleboel mee en leren belangrijke levenslessen op hun reis door de wereld. Zo verging het mij ook in dit onderzoek, ik heb een hele boel meegemaakt en veel dingen geleerd. De drie prinsen tonen in het hele boek dat ze een open houding hebben en niks en niemand over sloegen. Dat zorgde er bij hun voor dat er altijd mensen waren die ze wilden helpen of dat ze achter belangrijke informatie kwamen. Deze houding heb ik tijdens het onderzoek eigen gemaakt. Door een open houding te hebben en een open hart te hebben ben ik mooie dingen tegengekomen die me verder hielpen. Het is een houding die in mijn hele onderzoek naar boven komt.
In een klaslokaal schuilt magie. Niet de magie van sprookjesboeken, maar de magie van onverwachte ontdekkingen, spontane inzichten en betekenisvolle momenten die vaak onopgemerkt voorbijgaan. Dit onderzoek is gemaakt vanuit die observatie, uit een verlangen om die vluchtige momenten te vangen en te begrijpen.
Hoewel dit onderzoek voor iedereen toegankelijk is, spreekt het vooral tot het hart van mensen in het basisonderwijs. Want daar, tussen de methode boeken en de leerdoelen, ligt een schat aan onontdekte mogelijkheden. Dit onderzoek is geen handleiding. Het is een verkenningstocht die je meeneemt de school in. Een tocht waarin de blik van een kunstenaar ons leidt naar nieuwe perspectieven op vrijheid, tijd en ruimte in het onderwijs.
Voor de klas gebeuren een hoop dingen. De helft blijft vaak onopgemerkt, het is onmogelijk om alles te zien – en dat hoeft ook niet. Niemand heeft ogen in zijn achterhoofd, hoe handig dat soms ook zou zijn. In dit onderzoek wil ik laten zien hoe waardevol het is om met een open blik door de klas en de school te bewegen. Want dan ontstaan er momenten van pure verwondering en onverwachte ontdekkingen. Een mooi gedicht van K. Schippers (1976) luidt: 'Jij hebt de dingen niet nodig om te zien, de dingen hebben jou nodig om gezien te kunnen worden.' Dat is meteen te vertalen naar het onderwijs. De kinderen hebben geen dingen nodig om te zien, de dingen hebben jou als leerkracht nodig om aan de kinderen gezien te laten worden. Je bent als ware een soort tussenpersoon die de geheimen van de wereld aan de kinderen blootlegt.
Daarom nodig ik je uit: laat de doelen voor heel even los. Zet je oogkleppen af. Kijk naar je klaslokaal alsof het een podium is waar dagelijks kleine wonderen plaatsvinden. Wat zie je dan? Welke verhalen ontvouwen zich voor je ogen? Dit onderzoek is een uitnodiging om samen te ontdekken hoe we meer ruimte kunnen maken voor deze kostbare momenten. Want misschien ligt juist daar, in die onverwachte momenten, de sleutel tot onderwijs dat niet alleen effectief is, maar ook bezielt.
Voordat u een kijkje neemt in mijn onderzoek wil ik mezelf graag voorstellen. Ik denk namelijk dat het van groot belang is om een klein kijkje in mijn hoofd te hebben om te kunnen begrijpen waarom ik dit onderzoek doe.
Ik ben Channah, 25 jaar. Voor het derde jaar juf en nu ook eindejaarstudent aan de master kunst en educatie. Iets wat mij typeert is dat ik altijd een beetje op zoek ben. Waarnaar dat weet ik soms ook niet. Het zijn geen grote dingen die ik zoek, maar kleine. Dingen waar ik van geniet. En dat kan van alles zijn, een zonnestraal die door de bomen schijnt, een putdeksel met een mooi printje of de geur van lelietjes van dalen die in mei zo prachtig bloeien. Soms dan weet ik niet eens dat ik ze zoek en dan kom ik opeens iets tegen. Dan voelt het alsof ik iets gevonden heb wat ik al jaren kwijt was. Ik hou van vage dingen, dingen die niet kloppen en waar je een beetje in moet wroeten. Ik hou van hard werken en mezelf in avonturen gooien. Ik hou van verre reizen zonder te weten waar ik heen ga. Ik hou van de wereld van het kind. Ik hou van het gevoel om iets te vinden. Ik hou ervan om gevonden te worden. Eigenlijk alles waar mijn hart sneller van gaat kloppen heeft te maken met een avontuur of een gebeurtenis waarvan de uitkomst nog onbekend is. En dat is precies waar dit onderzoek over gaat, want voordat ik dit onderzoek kon schrijven moest ik op zoek gaan naar mezelf. Dit onderzoek is een groot avontuur geweest waar ik de uitkomst niet van wist. Dit onderzoek zit vol geurende lelietjes van dalen en zonnestralen die door bladeren schijnen. Ik was namelijk altijd op zoek naar datgene wat mij raakt in het onderwijs. Er zat namelijk iets. Tussen het soms ondoordringbare doolhof van doelen, eisen en verwachtingen was ik op zoek naar iets wat niet echt tastbaar was. Iets wat niet lijkt te passen bij het karakter van een juf. Ik vond namelijk de dingen zonder doel zo interessant. Ik vond de lessen buiten waar er vrijheid was voor de kinderen zo leerzaam. En pas toen ik in de rol kroop van kunsteducator en mijn juffenjasje achterliet kwam ik erachter wat dat ontastbare gevoel was. Serendipiteit.
De wereld van het kind en de wereld van de leerkracht zijn niet hetzelfde. Dat merk ik elke dag weer als ik aan het lesgeven ben. Hieronder schets ik twee werelden:
De eerste wereld is de wereld waarin de taartjes die in de zandbak gemaakt worden fantastisch smaken, waar het zachte zand fungeert als poedersuiker en de kapotte blaadjes op de grond voor de meest prachtige decoratie zorgen. Dit is een wereld vol ontdekkingen, een wereld waarin het normaal is om een kwartier te kijken naar een nachtvlinder die probeert weg te vliegen na een noodlottige landing tegen een boom, een wereld waarin het helemaal niet raar is om vragen te stellen aan een pratende teddybeer en waar het niet erg is als je iets niet weet, want je komt er vanzelf wel achter.
De tweede wereld is de wereld waarin de zandtaartjes verkruimelen tot nare korrels die onder je nagels blijven zitten. De wereld waarin je een diepe zucht hoort als er weer allemaal zand uit schoenen, broeken en haren komt. Een wereld waarin resultaten ervoor zorgen dat je dag goed of slecht is gegaan. En een wereld waarin je die nachtvlinder geen blik waardig gunt, want je heb wel betere dingen te doen. En weet je iets niet? Heel snel googelen, want je hebt geen tijd. Je moet doelen behalen!
Ik merk dat het bijna elke dag een strijd is tussen deze twee werelden. De eerste wereld is voor mij de kern van mijn leraarschap. Hier gaat mijn hart sneller van kloppen! Ik vind het fantastisch om samen met de kinderen te ontdekken, om ze problemen op te laten lossen en zo samen de wonderen van het leven te ontdekken. Helaas is dat niet altijd mogelijk. Ik ervaar op de school waar ik werk best een grote prestatiedruk. Het zorgt er bij mij voor dat ik de eerste wereld soms vergeet en mezelf richt op alle doelen die ik moet halen. Zo glipt het plezier in lesgeven tussen mijn vingers vandaan.
Tijdens mijn studie aan Fontys Academy of the Arts ben ik in meerdere opdrachten op zoek gegaan naar die eerste wereld. Wat maakt dat die eerste wereld vol verbeelding mij zo aanspreekt? Het was een lange zoektocht, en tijdens die zoektocht vond ik geheel onverwachts het woord 'serendipiteit'. Dat betekend, de ongezochte vondst. De kunst van loszittende oogkleppen. En ik kwam erachter dat als je die gave bezit en je als leerkracht op zoek gaat naar het kunstenaarschap in jezelf en dat inzet in je lesgeven, die eerste wereld gecreëerd wordt. Vandaar dat ik dit wil onderzoeken en delen met mijn collega's. Want ik gun iedereen dit grote plezier.
Vanuit dit grote plezier ontstaat er namelijk een open wereld, een wereld waarin je als leerkracht in de rol mag kruipen als een kunstenaar. En dan bedoel ik niet de letterlijke rol van een kunstenaar, maar de figuurlijke. Want je creëert voor de kinderen een nieuwe blik, je laat ze op een andere manier naar onderwerpen kijken en je gaat het gesprek aan. Je laat ze dingen zien die ze anders niet zouden opmerken. En is dat niet wat kunst en educatie met elkaar verbindt?
Voor de optimale betekenis van dit gedicht raad ik u aan deze audio te luisteren waarin ik het gedicht voordraag.
De kloof tussen hoe ik wil zijn in het onderwijs en wat vaak de praktijk is in het onderwijs houdt me al langer bezig. Vorig jaar moesten we voor een opdracht een spanning zoeken binnen onze praktijk. Vanuit die spanning moest je een performance en een cartografie maken. Die zijn hieronder te zien.
frustratie
remt mijn
voldoening
tijd
ten koste van
vrijheid
leerlijnen
belangrijker dan
eigenheid
zo veel plannen
wat heb je aan
passie
(ik wil)
verwondering
het gaat om
doelen halen
ik schuif het weg
maar
het bedelft me
het moet lukken
maar heb het gevoel dat
ik faal
lacht
een kind dat
voor je staat
ontdekken is waar
het niet om gaat
resultaten is waar
het om draait
wat als....
STOP
Voor mijn performance heb ik een gedicht voorgedragen. Het gedicht heb ik zelf geschreven. Je kan het op twee manieren lezen, van boven naar onder en van onder naar boven. Als je het gedicht van boven naar onder leest, zakt de moed je in de schoenen. Dat is hoe het soms lijkt in het onderwijs. Maar gelukkig, als je van onder naar boven leest, lijkt er een lichtpuntje te zijn en besef je weer wat het belangrijkste is in het onderwijs.
Tijdens de performance scheen er een felle lamp achter mij, die doofde langzaam uit naarmate het gedicht vorderde. Totdat ik 'stop' zei. Vanaf dan draait het allemaal om en begint het licht weer langzaam te schijnen als ik het gedicht van onder naar boven lees.
Op zoek gaan naar wat er gebeurt als een leraar in de rol kruipt van een kunstenaar waardoor serendipiteit de ruimte krijgt, voor mij is dit een heel interessant onderwerp, maar is dit ook relevant voor andere leerkrachten in het basisonderwijs en voor het kunsteducatieve werkveld?
Ik denk van wel. Als startend leerkracht word je al snel geconfronteerd met het doelgerichte karakter van het basisonderwijs. Het onderwijs in Nederland is gericht op het behalen van doelen en wordt opgehangen aan de zekerheid van resultaten. Ik ben zelf ook een startende leerkracht. Ik merk dat het heel makkelijk is om mee te gaan in die stroom van doelgericht bezig zijn. Je wilt als school goede resultaten boeken. En jij wilt als leerkracht dat de kinderen uit je eigen klas ook niet beneden het gemiddelde komen, dus je bent continu bezig met het maken van plannen om die resultaten hoog te houden. Op de school waar ik werk, is dat niet anders. Sinds mei 2022 werk ik op de Protestants Christelijke basisschool De Meester Lalleman in Moordrecht. Op deze school is er na een aantal zware jaren niet zo heel veel ruimte voor slechte resultaten. Ze hebben in de afgelopen 3 jaar verschillende directeuren en een wisseling van onderwijsconcept meegemaakt, wat niet goed werkte. Alles is nu gericht op het behalen van resultaten, voldoen aan de eisen van de overheid en met een voldoende uit de inspectie te komen. Dat zorgt er voor dat zowel leerkracht als leerling heel erg doelgericht aan het werken en leren zijn.
Ik merk ook, vooral bij mezelf, dat het plezier in lesgeven daardoor enorm achteruit gaat. Zoals ik hiernaast al vertel, gaat mijn hart sneller kloppen van het samen leren en ontdekken. En vind ik de onverwachte leermomenten soms het allermooist! Hierover kan je meer lezen in mijn positionering.
Dit spanningsveld houdt mij al langer bezig. Vorig jaar heb ik een essay geschreven over het nut van doelloosheid. De ruimte die er in de kunst is voor doelloosheid sprak me toen heel erg aan. Die ruimte is ook terug te vinden in het spelen van kinderen (Cultuur Schakel, 2018). Daar zag ik een verbinding ontstaan tussen de school, waar kinderen vaak spelen, kunst en ruimte. Na het lezen van het artikel van Judith Wambaq (2021) over de vraag of we nog verwonderd mogen zijn, begon ik me af te vragen waarom alles een doel moet hebben om nuttig te zijn. Het speelse gemak waarmee je als kind alles leerde, gaat naarmate je ouder wordt verloren en die kinderlijke onbevangenheid heeft plaatsgemaakt voor doelmatig nutsdenken.
Eén zinnetje in dit artikel is me heel erg bijgebleven. ‘Is een kind een beleggingsobject? Waarmee we voor de toekomst een zo groot mogelijk rendement moeten proberen te verkrijgen?’ Is dat het doel van ons onderwijs? Is dit de manier waarop we kinderen moeten enthousiasmeren om volwassen te worden? Want als ik een kind zou zijn, zou ik dat niet willen. Ook in mijn cartografie en in mijn gedicht kom ik hierop terug. Beide zijn onderdeel van een opdracht die we moesten maken over een spanningsveld in onze eigen praktijk.
Door de planmatige aanpak en de resultaat gerichtheid is er bijna geen plek meer voor ontdekken, rust en fantasie.
In mijn cartografie lag de focus nog wel wat anders. Daar was ik erg gefocust op de artistieke eigenheid van het kind. Door het doelgerichte werken was daar helemaal geen ruimte voor. Als je mijn cartografie bekijkt is het heel duidelijk te zien welke obstakels er in mijn dagelijkse praktijk voor zorgen dat de artistieke ontwikkeling van het kind belemmert wordt. Die artistieke ontwikkeling gaat verder dan het kijken naar een schilderij. Die artistieke ontwikkeling kan je, naar mijn mening, pas aanboren als je een bepaalde vaardigheid hebt als educator. De vaardigheid om kinderen dingen te laten zien die ze zonder jou niet zouden opmerken of zien. Maar ook de vaardigheid om informele leermomenten te creëren. En dan komen we uit bij serendipiteit. Het kind heeft geen dingen nodig om te zien, het heeft MIJ nodig om te zien. Ik noem het graag de kunst van de loszittende oogkleppen. In die vaardigheid ligt voor mij de relevantie. Het om je heen durven kijken en open staan voor ongezochte vondsten waardoor je met de kinderen informele leermomenten creëert. Ik ben er van overtuigd dat het voor veel leerkrachten een nieuwe wereld opent. Dat heeft het voor mij namelijk wel gedaan!
'Juf, juf, kom eens snel kijken!’ Snel loop ik met de twee enthousiaste kleuters over het plein naar een boom. ‘Kijk, wat ligt daar?’ Langs de twee met stoepkrijt besmeurde handjes zie ik een hele grote harige mot op de grond liggen. Blijkbaar had het beestje een noodlottige landing gemaakt tegen de boom aan, nu lag het een beetje levenloos op de grond. ‘Oei, dit ziet er niet best uit kinders’ zei ik. Met grote ogen keken mijn lieve kleutertjes uit groep 1/2a naar het harige beestje met de fluweelachtige vleugels. ‘Juf, gaat hij nu dood?’ hoorde ik een zacht stemmetje vragen. ‘Ik weet het niet lieverd, maar we kunnen er wel goed voor zorgen misschien?’ Meteen kregen een aantal kleuters briljante ideeën. ‘Juf, we moeten er een brancard voor maken!’, ‘ja! En een hokje zodat hij lekker uit kan rusten bij ons in de klas!’ De treurige sfeer sloeg gelijk om en daar gingen de kinderen. De een zocht wat takjes en blaadjes bij elkaar voor het hokje, de ander ging zijn broodtrommel halen zodat ze daar het dier in konden leggen. Een paar andere kleuters zochten het meest zachte zand uit de zandbak en binnen no time had de gekreukelde mot een heerlijk plekje om uit te rusten.
Eenmaal terug in de klas moest het verhaal natuurlijk meteen verteld worden, alle kinderen wilden wel even in de blauwe Paw Patrol broodtrommel kijken om de mot eens goed te bekijken. Zo’n gekke vlinder hadden ze nog nooit gezien! Dit is mijn kans dacht ik, ik laat rekenen wel even voor wat het is. Dat tellen met die eieren kan morgen ook nog wel. We gaan het hebben over de mot!
Deze gebeurtenis is voor mij de kern van mijn leraarschap. Hier gaat mijn hart sneller van kloppen, hier word ik zo ontzettend enthousiast van! Om samen met de kinderen te ontdekken. Ze leren hoe ze problemen moeten lossen en zo de wonderen van het leven te ontdekken. Helaas is dit niet altijd mogelijk in het onderwijs. Op de basisschool waar ik werk ervaar ik een grote prestatie druk, de inspectie horen we bijna in onze nek hijgen. Daarom zijn we erg gericht op het halen van goede resultaten, in de hoop dat we op of boven het landelijke gemiddelde uitkomen. Deze druk zorgt er bij mij wel eens voor dat ik het plezier in het lesgeven een beetje verlies. Het zorgt ervoor dat ik geen oog meer heb voor de mooie dingen die er op een dag gebeuren, maar dat ik alleen maar kijk naar alle doelen die ik bij de kinderen nog moet toetsen. Ook vakken zoals kunst en cultuur educatie hebben hieronder te lijden, want door alle doelen die gehaald moeten worden krijgen de zaakvakken grote voorrang. En de zeldzame keer dat er dan iets met kunst wordt gedaan is het omdat het bijdraagt aan de vakken die er ‘echt’ toe doen. Gert Biesta noemt in zijn boek: ‘Door kunst onderwezen willen worden’(2020) dat kunst lijkt te verdwijnen uit de kunsteducatie. Dit, omdat er een voortdurende aanwezigheid van instrumentele rechtvaardiging voor de rol van de kunsten in het onderwijs is. Kunst als kunst is dus niet meer genoeg.
Dit, in combinatie met een essay wat ik in jaar 1 van de master kunst educatie heb geschreven over het nut van doelloosheid, was voor mij de start van een zoektocht naar mijn onderzoeksonderwerp. Na het lezen van het artikel van Judith Wambaq (2021) over de vraag of we nog verwonderd mogen zijn, begon ik me af te vragen waarom alles een doel moet hebben om nuttig te zijn. Het speelse gemak waarmee je als kind alles leerde, gaat naarmate je ouder wordt verloren en die kinderlijke onbevangenheid heeft plaatsgemaakt voor doelmatig nutsdenken (Wambaq, 2021). Ik werd er een beetje gefrustreerd van, ik had namelijk hele andere ideeën. Ideeën die hier op de master kunst educatie eindelijk een plek leken te vinden. Ik was er namelijk van overtuigd, dat als je doelen los durfde te laten, er prachtige dingen konden ontstaan in het onderwijs. Vanuit deze gedachte ontstond bij mij het idee om kunst in te gaan zetten als interventie om die doelloosheid te vinden. Helaas bleek het voor mij onmogelijk om uit te voeren, want alles in het onderwijs is opgehangen aan doelen. Hier paste mijn onderzoek gewoon niet tussen. Ik merkte namelijk dat, wanneer ik iets wilde uitvoeren in de school, ik het onderzoek zelf ook ging ophangen aan doelen. Je gaat toch nadenken over de bedoeling van je onderzoek. Zonder doel viel er voor mij dus niet te onderzoeken. Enorm frustreren vond ik dat! Hoe moest ik nu verder? Mijn onderzoek lag stil, het voelde alsof ik gefaald had. Niet alleen als leerkracht, maar ook als student aan de master. Ik wist echt even niet meer hoe ik verder moest.
Gelukkig was daar mijn onderzoeksbegeleider. Met hem ging ik terug naar de basis van mijn onderzoek. Naar de mot. Het vuurtje wat mijn hart voor onderwijs laat branden. En toen kwam ik toch iets tegen! Het was voor mij een totaal onbekend woord. Namelijk: ‘Serendipiteit’. Door Pek van Andel (2015) uitgelegd als: De ongezochte vondst. Opeens viel alles als puzzelstukjes in elkaar. Dit was waar ik al die tijd al naar op zoek was. Dit ene woordje zorgde ervoor dat mijn hele onderzoek opeens richting kreeg. Want die mot tegen de boom was ook een ongezochte vondst. Een ongezochte schat misschien wel! Want de les die ik daarna met de kinderen over de mot heb gehad was fantastisch. Er is nog lang over gepraat en ik weet zeker dat ze die les nog lang zullen herinneren. Een ongezochte vondst is wat het onderwijs laat leven. Een ongezochte vondst is wat kunst en educatie met elkaar kan verbinden, maar je moet het kunnen zien. Je moet het durven zien! Je moet in de rol durven kruipen van kunstenaar en in de afgrond durven kijken. Er ging bij mij een vuurtje branden en ik gun iedere leerkracht de passie die ik op dat moment voelde. Dit vuur is namelijk de ziel van het onderwijs.
Ik ben me er van bewust dat er ook veel kritiek kan zijn op deze manier van lesgeven. Spelenderwijs leren is namelijk geen garantie voor kwalitatief goede leereffecten. Spelenderwijs leren heeft namelijk heel veel begeleiding nodig en is moeilijk op te nemen in een effectief curriculum. Ook wijst onderzoek uit dat andere interventies in het onderwijs veel hogere leeropbrengsten opleveren dan spelenderwijs leren (Hattie, 2008). Daarom vind ik het ook belangrijk om te noemen dat mijn onderzoek geen verzet tegen het systeem is. Ik ben niet van plan om het onderwijs op de schop te gooien door te zeggen dat er zonder serendipiteit geen goede leerresultaten zijn. Mijn bedoeling met dit onderzoek is om het vuurtje in de leraar wakker te maken, om te laten zien dat de ziel van het onderwijs niet vergeten moet worden in de berg van doelen en resultaten! Het is een oproep om jezelf eens uit te dagen en echt goed om je heen te kijken.
Dit onderzoek heeft voor mij een dubbele betekenis. Serendipiteit werd niet alleen het onderwerp van mijn onderzoek, maar serendipiteit heeft er ook voor gezorgd dat ik dit onderwerp heb gevonden. Voor mij is dit onderzoek: ‘De ongezochte vondst in het onderwijs’.
Bronnenlijst:
Biesta, G. (2020). Door kunst onderwezen willen worden. ArtEZ Press.
Hattie, J. (2008). Visible Learning. London: Routledge.
Van Andel, P., & Brands, W. (2015). Serendipiteit de ongezochte vondst. Amsterdam: Nieuw Amsterdam Uitgevers.
Wambaq, J. (2021) Kunst en zingeving. Mogen we nog verwonderd zijn? Gent: Owl Press
Dit lied van Gerard van Maasakkers sluit heel mooi aan bij de relevantie. Wat gebeurt er met het kind als het geen vrijheid en ruimte heeft om fouten te maken?
Tijdens het onderzoek heb ik gebruik gemaakt van verschillende onderzoeksmethoden om mijn data te verzamelen en te analyseren. Hieronder vertel ik u meer over welke methodes ik heb gebruikt en waarom.
Methodologie
In dit onderzoek gebruik ik een kwalitatieve, multi-method benadering om serendipiteit in het onderwijs te onderzoeken. Door een combinatie van verschillende onderzoeksmethoden te gebruiken (methodische triangulatie) wordt de betrouwbaarheid en validiteit van het onderzoek versterkt.
Deskresearch
Doel: Theoretisch kader ontwikkelen en bestaande kennis over serendipiteit en serendipiteit in de kunst te inventariseren.
In mijn deskresearch gebruik ik wetenschappelijke artikelen, vakliteratuur en kunstwerken. Ook heb ik veel soorten bronnen aangereikt gekregen door medestudenten en mijn studiecoach.
Zelfonderzoek
Doel: achterhalen of er in mijn eigen lesgeven serendipiteit aanwezig is.
In mijn zelfonderzoek reflecteer ik op mijn eigen lesgeven. Dit doe ik door dagelijks te reflecteren op een aantal vragen. En laat ik me, aan de hand van een observatie formulier, observeren door een collega.
Observatieonderzoek
Doel: achterhalen of er op de school waar ik werk al ruimte is voor serendipiteit.
Aan de hand van een observatie formulier kijk ik mee bij een paar lessen van mijn collega’s. Aansluitend ga ik met ze in gesprek, niet om de kwaliteit van de les te beoordelen, maar om hun kennis te vergroten en te pijlen hoe open ze staan voor dit onderzoek en verdere participatie.
Experimenteel onderzoek
Doel: ontdekken wat er gebeurt als collega’s aan de slag gaan met handvatten, rondom serendipiteit in het onderwijs, die ik ze gegeven heb.
Aan de hand van een poster, ontwikkeld door kennis opgedaan uit zelfonderzoek en literatuur, gaan collega’s een experiment doen. Ze gaan in hun eigen lesgeven op zoek naar momenten van serendipiteit. Deze momenten worden met mij gedeeld.
Kwalitatief interview
Doel: de koppeling maken tussen serendipiteit en kunst. Hoe komt serendipiteit in de praktijk terug bij kunstenaars?
Uit de literatuur blijkt dat serendipiteit al een grotere rol heeft in de kunsten. Het past bij de werkwijze van een kunstenaar. Door in gesprek te gaan met een aantal kunstenaars onderzoek ik verder hoe dat terugkomt in hun werkwijze. Zo kan ik een koppeling maken naar het basisonderwijs.
Wat is serendipiteit?
Hoe wordt serendipiteit teruggevonden in de kunst?
Is serendipiteit terug te vinden in mijn praktijk?
Wat gebeurt er als ik mijn collega's uitdaag om op zoek te gaan naar serendipiteit?
Wat gebeurt er als een leraar in de rol stapt van een kunstenaar, waardoor de toepassing van serendipiteit een rol krijgt in het basisonderwijs?
Voor mij is het belangrijk dat de hoofdvraag van mijn onderzoek aansluit bij het karakter van mijn onderzoek. Zoals ik al eerder vernoem is de bedoeling van dit onderzoek niet om een waarde oordeel te geven over hoe het onderwijs op de school waar ik werk nu vormgegeven is. Mijn onderzoek is echt een nieuwsgierigheid van mij die ik verder wil onderzoeken. Het is een onderzoek om woorden te geven aan datgene waar mijn hart sneller van gaat kloppen in het onderwijs. Daarom heb ik ervoor gekozen om een hoofdvraag te stellen die ruimte biedt. Ruimte voor experiment, ruimte voor fouten en vooral ruimte voor onderzoek. Door zoveel ruimte te laten, past de hoofdvraag binnen het thema serendipiteit. En kan ik niet alleen het woord serendipiteit verder onderzoeken, maar ook de toepassing ervan verwerken.