Na een lange tocht van verschillende dagen en nachten reizen, kwamen de prinsen in de hoofdstad van Perzië aan. Ze waren moe van de lange reis maar ook blij door het behaalde succes. De jongste prins haalde trots de Spiegel van Rechtvaardigheid uit zijn reistas.

 Ze verwachtten dat de koning hen vanaf het balkon van zijn paleis zou begroeten. Niets daarvan, het balkon bleef leeg. De mensen in de straten hadden lange gezichten en somber kijkende ogen. Er was iets aan de hand. Maar wat?

 Ze vroegen het aan de eerste de beste soldaat bij de ingang van het paleis. De lippen van de soldaat begonnen te trillen en uit zijn ogen stroomden tranen. Het was de koning. Het ging niet goed met de koning. De drie prinsen schrokken en renden zo vlug ze konden het paleis in, naar de koninklijke slaapkamer. Daar lag koning Behram, in het grote koninklijke hemelbed, zacht te kreunen.

 Koning Behram was zwaar ziek. Zijn gezicht was asgrauw. Onder zijn ogen bolden dikke, rode wallen. Zijn haar was van ellende bijna helemaal uitgevallen. 'Hij kreunt de hele dag,' vertelde zijn verzorger aan  de drie prinsen.  'Huhu... hu... huuhhuuu... hu... huhuhuh,' kreunde de koning.  'Wat zei ik jullie?' bevestigde de verzorger. 'Het gaat helemaal niet goed met onze koning. Je ziet hem met  de dag zwakker worden.' De prinsen popelden natuurlijk om de koning de Spiegel van Rechtvaardigheid te tonen. Ze wilden hem ook dolgraag waarschuwen voor de komst van Drakir,  de driekoppige slang. Maar de koning jammerde alleen 'huhuhu... huhuhu'. De prinsen keken elkaar aan  en schudden bezorgd het hoofd.

 

19 maart 2024 overleed onze collega Ron heel onverwachts. Ik werd wakker gebeld door mijn directeur op mijn vrije woensdag ochtend. Er was zo ontzettend veel ongeloof en verdriet. Ik kon het niet beseffen, hij was de conciërge van onze school. Een boegbeeld voor de kinderen. Hij was degene die me liet schrikken door ’s ochtends vroeg keihard ‘I got you (I feel Good)’ van James Brown af te spelen vanaf een speaker verstopt in mijn lokaal. Hij was degene die me een kop thee kwam brengen midden op de dag met de opdracht: ‘goed drinken en even rustig aan doen he juffie’. Hij was degene waarmee ik altijd lekker kon klieren. En hij was opeens weg. Boze en verdrietige gevoelens overheersten mijn gedachten. En op dat moment kon ik me niet voorstellen hoe ik normaal voor de klas moest gaan staan en de kinderen het nieuws vertellen. Dat zorgde ervoor dat ik vol spanning voor de klas stond. Het hele ‘zie de lesdag als een voorstelling’ was ik vergeten. Het enige wat in mijn hoofd rondzwierf waren de fijne herinneringen aan Ron en verdriet. Het stukje hierboven gaat ook over verdriet, ik zou willen dat ik had geweten dat er bij mij ook drie prinsen stonden te popelen om goed nieuws te vertellen. Dan had ik geweten dat er uit dit verlies zulke mooie dingen ontstaan waren. 

 

Tijdens het vertellen aan de klas waren de kinderen doodstil. Ik wilde het graag zonder huilen vertellen, maar dat lukte me niet. Ik vond het uiteindelijk ook niet zo erg. De kinderen mogen ook emotie zien bij volwassen mensen.

Uiteindelijk ben ik heel blij dat ik die donderdag het verdrietige nieuws mocht vertellen aan de kinderen. Niet omdat ik het fijn vond, maar omdat het praten met de kinderen over de dood helend werkt. De lieve kinderen zorgden ervoor dat ik alles een plekje kon geven. Ze stelden zulke mooie vragen en ik had hele fijne gesprekken met deze kleine mini mensjes. Deze momentjes zorgden ervoor dat ik op een gegeven moment weer dacht aan het onderzoek. Ik dacht aan een stukje in het boek. ‘Tot hun verbazing zagen zij hoe de vogel met zijn kopje vooroverboog en met zijn snavel hun tranen van de rotswand schraapte en in de zilveren koker stopte. Toen vloog hij hoog op, richting de zon, zwenkend naar het oosten’. Het voelde alsof de kinderen mijn tranen ook een beetje hadden opgeschraapt. Ondanks dit verdrietige nieuws, ontstonden er mooie en leerzame momenten. Een paar zal ik vertellen.

 

We hebben op school een gedenkplek gemaakt voor Ron. Ouders en leerlingen kunnen hier iets in de boekjes schrijven of een tekening in de doos doen. Ik had gevraagd aan de kinderen of ze een tekening wilde maken voor Ron en bijna iedereen wilde dat wel doen. Zodra ze een tekening afhadden liep ik dan met ze naar het plekje en konden ze de tekening aan Ron geven. Dat waren hele pure momenten. De kinderen pakten mijn hand, ook als ze dat normaal nooit deden, en liepen heel stil met me mee. Bij het gedenkplekje bleven ze even staan en zag ik sommige kinderen een klein gebedje fluisteren. Terwijl we terugliepen naar de klas, stelden veel van hun een vraag. ‘Wie wordt nu de nieuwe baas van de school juf?’ of ‘Is hij nu ook in de hemel waar opa Karel is?’ door de dag heen kwamen de kinderen soms iets vertellen over wat Ron had gedaan wat ze zich nog herinnerde.

Deze gebeurtenis heeft veel invloed gehad op mijn onderzoek, precies in deze week had ik  namelijk een aantal interviews en observaties met collega’s gepland staan. Die gingen niet door en helaas heb ik nooit meer hetzelfde aantal voor elkaar weten te krijgen. Daar baal ik wel een beetje van. Toch zie ik deze gebeurtenis ook als een kleine vondst. Absoluut ongezocht en ook ongewenst. Maar zelfs in tijden van verdriet ontstaan er hele mooie dingen.

Overlijden van Ron