Deelvragen,

besluitvorming

& conclusie

Wat gaat goed:
  • Het spelen met dit beeld in de abstractie, de vorm verkennen was fijn om te doen, ik voelde geen eisen voor een verhaal of inhoud. Hier hou ik van omdat het onverwachte zoveel fijner is dan het van tevoren uit te denken en dan ontdekken dat het net niet gelukt is. (2)

  • Het geluid van de beelden is ‘schoon’ en versterkt wat ik wil zeggen, het is fijn om deze puur te kunnen gebruiken ook al voelt het als een conventie van ‘zo hoort het ook’. (11)

  • Anke heeft er niet over nagedacht en wel gekozen, dit vindt ze bijzonder aan dit creatieve proces. (Anke)

  • Ze vindt dat ze eigenlijk ook de mindere, rauwe momenten zou moeten vastleggen maar ze is daar nog niet aan toe. Ze focust nu liever op wat haar energie geeft. (Susanne)

 
Wat is een uitdaging:
  • Mijn onzekerheid erkennen, ik hecht veel waarde aan wat iemand van mijn werk vindt.  (2)

  • Het lineaire narratief van de ervaring van die dag loslaten, een voor de hand liggende conventie van filmisch werken: je vertelt een verhaal van a tot z. (3)

  • Dit experiment kan ik bijna niet zien als een valide werkvorm, het voelt niet goed om dit zo te doen er komen heel sterke waarde oordelen bij mij naar boven als ik ernaar kijk. (4)

  • Als ik het toonde aan iemand wilde ik van tevoren uitleggen waarom ik bepaalde keuzes heb gemaakt en me excuseren voor alles wat er niet goed aan is. (7)

  • Achteraf heb ik meermaals dat ik deze tweede versie nóg meer wil veranderen, om het onderscheid tussen deze en de eerste versie groter te maken. Waar komt deze gedachte vandaan? (8)

  • Ik heb achteraf mijn bedenkingen over een te grote nadruk op esthetiek, terwijl ik er zelf heel erg van kan genieten, heb ik in mij een stemmetje die het kitscherig vindt en onbeduidend. (9)

  • Mijn eigen oordeel loslaten als docent over typische beginners ‘filmpjes’. (12)

  • Er komt een lichte prestatiedruk nu haar video succesvol is, omdat ze het gevoel heeft te moeten voldoen aan verwachtingen van volgers. (Shay)

  • Ze worstelt met esthetiek omdat ze het te sturend vindt en toch wil ze de toeschouwer meenemen in haar eigen ervaring tijdens het filmen. (Anke)

 
Inzichten:
  • In plaats van te streven naar perfectie of een dramatisch eindproduct voor publiek, waardeer ik nu vooral het schetsmatige en imperfecte in mijn video en het blijft me juist daardoor boeien. (2)
  • Je beelden gebruiken in een montage verandert niks aan de waarde van die beelden, ik voel de vrijheid om ermee te spelen zonder ze te moeten bewaren voor ‘het echte werk’. Ik denk terug aan mijn gesprek met Kasper van Tol en ik realiseer me dat ik inderdaad niets te verliezen heb, alleen maar te winnen. (3)
  • Ik werk goed op muziek, het geeft me een hele fijne leidraad maar ik voel ook frictie over het gebruiken van muziek, dit is naar mijn mening de makkelijke weg. (9)
  • Ik durf steeds meer te vertrouwen op mijn gevoel tijdens het creatieve proces, extern oordeel speelt steeds minder. Het is alsof mijn innerlijk kompas terug is en ik nu ook helderder kan ‘horen’ wat mijn eigen oordeel is. (10)
  • De waarde van ‘schoon’ geluid opnemen is niet voor niks een basisregel die we overdragen in filmonderwijs. (11)
  • Door deze werkwijze realiseert ze zich dat ze dat het eigenlijk onmogelijk is om een objectieve film te maken.Ze werd geconfronteerd met een eigen zachte vorm van manipulatie en dat voelde even heel moeilijk. (Anke)

Wat gaat goed:

  • Niet blijven hangen in ideaalbeelden in mijn hoofd maar meteen de camera pakken en aan de slag binnen wat er direct voorhanden is. (1)

  • Om te kunnen starten een combinatie maken met iets anders dat ik ook wilde doen, door die combinatie vond ik een vorm vinden ik niet bedacht had. Daardoor ervoer ik ook geen verwachtingen van hoe het resultaat zou worden. Het kon dus eigenlijk niet mislukken. (2)

  • Het is met de telefoon app niet mogelijk om frame nauwkeurig te werken, best irritant maar daarna bevrijdend om te kunnen schetsen. (5)

  • Ik nodig 'toeval' uit in mijn montage, ik doe dat omdat ik dan niet ga 'overdenken'. Ik ben nieuwsgierig naar het toeval en wat er gaat ontstaan. (10)

  • De beelden op lengte van 1 seconde knippen gaat snel en op de automatische piloot geeft het rust in mijn hoofd. (13)

  • De volgorde laten voor wat het is, hier heb ik geen prioriteiten of voorkeuren en dat kan ik eenvoudig loslaten. (13)

  • Ze heeft geen last van verwachtingen bij film, het is voor haar voldoende als het haar eigen gevoel weergeeft. (Susanne)

 

Wat is een uitdaging:

  • Als ik werk met technische middelen die veel mogelijkheden hebben dan verleiden die mij om er ook heel intensief mee bezig te zijn. (6)

  • Stoppen was moeilijk, ik wilde nog meer lagen, nog meer connecties maar ik merkte ook dat dat niet overkwam en dat ik verzadigd raakte door de hoeveelheid emoties en herinneringen. (7)

  • Als ik het toonde aan iemand wilde ik van tevoren uitleggen waarom ik bepaalde keuzes heb gemaakt en me excuseren voor alles wat er niet goed aan is. (7)

  • Ik heb achteraf mijn bedenkingen over een te grote nadruk op esthetiek, terwijl ik er zelf heel erg van kan genieten, heb ik in mij een stemmetje die het kitscherig vindt en onbeduidend. (9)

  • Het oordeel loslaten over mijn stem en mijn formulering van de gedachten. Ik zou deze tekst kunnen uitschrijven, bijschaven en dan meerdere keren inspreken totdat ik tevreden ben. Ik zou zelfs de klank met software kunnen polijsten, maar dan is het niet meer van mij. (11)

  • Mijn eigen oordeel loslaten als docent over typische beginners ‘filmpjes’. (12)

  • Letterlijk een einde aan een proces maken wat mij zo lang heeft beziggehouden. (12)

  • De imperfectie van de geluidsopname per beeld accepteren, het is niet om aan te horen soms. (13)

  • Me houden aan de restricties, zo zijn er een aantal beelden die veel op elkaar lijken, daar zou ik het liefst wat van weggooien. (13)

  • De waarde van deze experimenten zodanig erkennen dat ze in haar studieportfolio 'mogen', daar voelt ze wel degelijk stevige eisen. Ze zou dit werk nog niet in haar portfolio opnemen. (Shay)

  • De techniek van het monteren was even zoeken, daardoor maakt wat ze kan met de tools die ze heeft. (Susanne)

 
Inzichten:
  • Het exporteren voordat ik het gevoel had dat het af was, bevalt achteraf dus wel. (6) 
  • Naast het kennen van mijn beeldmateriaal, maakt het beheersen van de techniek ook dat ik het monteren leuker vindt. Ik wil kunnen manipuleren en me dan pas laten verrassen, niet per toeval iets creëren en dan het gevoel hebben dat ik daar niet aan bijgedragen heb. (8)

  • In de vroege ochtend, als ik nog niet echt wakker ben maak ik me veel minder druk om eisen en verwachtingen. Het voelt als een veilig bubbeltje waarin alles oké is. (10)

  • Ik durf steeds meer te vertrouwen op mijn gevoel tijdens het creatieve proces, extern oordeel speelt steeds minder. Het is alsof mijn innerlijk kompas terug is en ik nu ook helderder kan ‘horen’ wat mijn eigen oordeel is. (11)

  • Als ze schildert is ze heel erg kritisch, haar abstracte werk vindt ze vaak maar niks. Tijdens het filmen is ze helemaal niet kritisch, haar voorkeur om vanuit realisme te vertrekken wordt door haar iphone gefaciliteerd en daar is ze wel blij mee. Ze heeft gemerkt dat ze bij het samenbrengen van de beelden wél kritisch is op de inhoud, dan gaat ze met precisie inkorten bijvoorbeeld. (Susanne)

 

  • Shay ziet haar werk niet als zelfportretten maar meer als een functionele oefening met menselijke vormen waarbij ze zichzelf gebruikt, omdat dat praktischer is. Het grotere idee van de videoclip gaat wel meer de richting op van een zelfportret over wat 'maken' voor haar betekent. (Shay)

  • Het product geeft iets anders weer dan dat ze had gedacht: "Het geeft geen beeld over mij. Het geeft een beeld vanuit mij." (Anke)

  • Ze ziet het als documentatie, materiaal dat je altijd nog kan gebruiken maar wat wel stuk voor stuk echt haar persoon weergeeft. Ze kijkt ze ook graag terug, want door het bewegende beeld inclusief geluid, brengt het direct herinneringen en emoties terug. Dat ervaart ze alleen met film omdat het puur is en niet vervormt door interpretatie. Ze waardeert dat ze het gevoel kan pakken en kan vastleggen. (Susanne) 

  • De montage is associatief, ze legt uit: Het beeld van het festival associeerde ik natuurlijk met het vuurwerk en het draaien van het bos. Dus dat vond ik daarmepassend. En dan het draaien van het bos, het draaien in het museum en het draaien op zo'n festival. Eigenlijk de beweging. De beweging in mezelf.” (Susanne)

Wat werkt goed?

  • Niet blijven hangen in ideaalbeelden in mijn hoofd maar meteen de camera pakken en aan de slag binnen wat er direct voorhanden is. (1)

  • Om te kunnen starten een combinatie maken met iets anders dat ik ook wilde doen, door die combinatie vond ik een vorm die ik niet bedacht had. Daardoor ervoer ik ook geen verwachtingen van hoe het resultaat zou worden. Het kon dus eigenlijk niet mislukken. (2)

  • Op gaan in de momenten van filmen, mijn nieuwsgierigheid volgen. (3)

  • Ik vond het leuk om twee opnames die feitelijk niets met elkaar te maken hebben te combineren. Enkel mijn eigen associatie brengt ze bij elkaar. (5)

  • De Voice Over opnemen op het moment dat mijn innerlijke reflectie werd getriggerd door de montage (6)

  • Ik vond het leuk om met de timing in de muziek te spelen en deze te gebruiken voor accenten bij de montage van de beelden en hun eigen geluiden. (7)

  • Ik hou zo ontzettend van de gelaagdheid met structuren! Die structuur van het ijs op mijn gezicht is een prachtige combinatie.  (8)

  • Ik geniet nog erg vaak van deze video en ik kijk deze heel vaak terug, met kippenvel. (9)

  • Ik vond het fijn om zo bij het wakker worden hier meteen mee aan de slag te gaan, toegeven aan een directe impuls en ook meteen afwerken zonder eisen te stellen werkt bevrijdend. (10)

  • Ik nodig 'toeval' uit in mijn montage, ik doe dat omdat ik dan niet ga 'overdenken'. Ik ben nieuwsgierig naar het toeval en wat er gaat ontstaan. (10)

  • Bewustwording van een cliché en deze vol overtuiging omarmen. (12)

  • Ze exporteert veel tussenversies, die noemt ze tests daar heeft ze mappen van vol. Ze ziet dat een beetje als schetsen ophangen aan de muur, ze wordt dan enthousiast van de voortgang en van de dingen die goed werken. (Shay)

  • De tijdsplanning, een week van tevoren bij mensen gevraagd om input voor de voiceover, op de dag zelf in de ochtend gefilmd en in de avond gemonteerd.(Anke)

  • Ze kon genieten van het langzame tempo en de tijd nemen om volledig in de ervaring van het filmen op te gaan. (Anke)

  • Die stilte, die rust ervaren noemt ze als het walhalla voor een kunstenaar, dat is wat je wilt bereiken als je bezig bent. (Anke)

 

Wat is een uitdaging?

  • Het loslaten van het automatisme ‘inhoudelijke betekenis’ zoeken en de beelden daarop afstemmen. Het denken in kleurcontrasten (haar –gras) is daar een voorbeeld van. (1)

  • Ze betrapt zich er soms op dat het moeilijk is om los te komen uit bepaalde werkwijzes. Ze wil deze doorbreken maar ontdekt dan weer nieuwe. (Shay)

  • Het proces confronteerde haar met haar neiging om zichzelf te ontwijken. (Anke)

  • Ze worstelde met het gegeven dat het beeld al afspeelde terwijl het op hetzelfde moment werd gecapteerd, wat een fascinerende maar ook confronterende ervaring was. (Anke) 

 

Inzichten:

  • Van mijn nieuwsgierigheid en verwondering volgen, door beelden te ‘vangen’ in wat ik tegenkom, krijg ik inspiratie en wil ik steeds verder doorgaan. Dit computer gegenereerde beeld zegt me niets, het is doods en meteen klaar. Het voelde als een taakje dat afgevinkt moest worden. (4)

  • Ik heb er nog een tijdje over getwijfeld of ik deze filmische oefening uit de reeks zou halen, of samenvoegen met de latere variant (nr 8) met deze beelden. Maar in het kader van onderzoekend naar processen kijken zou dat een vreemde keuze zijn. Ook deze stap is essentieel, ook deze minimale oefening heeft bijgedragen.  (5)

  • Voor een ander zijn de connecties onherkenbaar maar ik geniet ervan tijdens het monteren en bij het terugkijken. (7) 

  • Of je het nu zelfportretten noemt of iets anders, mijn manier van werken valt onder film essay en dit besef geeft me de nodige bevestiging om verder te willen experimenteren vanuit mijn eigen subjectiviteit en onzekerheden. (8)

  • Ik heb heel erg op mijn eigen gevoel kunnen monteren, als ik bepaalde stukken juist heel lang wilde laten staan dan deed ik dat. Ik voel hier minder onzekerheid dan voorheen. (9)

  • Ik ben me eerder in het proces bewust van conditionering door het werkveld dan voorheen, ik lijk een gevoeligheid daarvoor te ontwikkelen. (9)

  • Het was opvallend eenvoudig om letterlijk tegen de toeschouwer te praten in de ‘jij’ vorm, dit had ik niet verwacht maar ook niet bij stilgestaan op dat moment. (10)

  • Ik ervaar de laatste tijd minder frictie en daarom zoek ik het bewuster op, ik merk dat ik zowel extremen als onzekerheid in mijn eigen oordeel wil verkennen. (12)

  • Als ik er later opnieuw naar kijk begin ik de video meer te waarderen, het verschuift van een incomplete samenvatting naar een afronding van het gehele proces. Wellicht is het nodig om wat meer afstand te hebben om het kunnen waarderen. (13)

  • Het meest leerzame was dat ze er veel plezier in had, wat essentieel was voor haar vooruitgang. (Shay)

  • Anke heeft meer bewustzijn gekregen van haar eigen vermijdingsgedrag en de manier waarop ze zichzelf vaak laag positioneert. (Anke)

  • Ze heeft ervaren hoe film haar ervaring kan accelereren en een mimesis kan creëren, waarbij de realiteit en de weergave ervan gelijktijdig aanwezig zijn. (Anke)

  • Ze beseft dat de beelden die ze kiest en de manier waarop ze ze monteert, sterk afhangen van haar stemming en gevoelens op dat moment. Dezelfde beelden zouden op een ander moment een andere betekenis of boodschap kunnen krijgen. (Susanne)

Deelvraag 4 :  Wat is perfectionisme en welke invloed heeft het op filmisch creëren? 

Deelvraag 1 :  Wat is een filmisch zelfportret?

Fragmenten uit de analyse van de filmische oefeningen

Deelvraag 2 :  Wat zijn essayistische benaderingen van filmische creatie?

Fragmenten uit de analyse van de filmische oefeningen

Deelvraag 3 : Met welke conditionering hebben we te maken bij filmische creatie en educatie?

Fragmenten uit de analyse van de filmische oefeningen

Fragmenten uit de analyse van de filmische oefeningen

Besluitvorming en conclusie

Bij aanvang van dit onderzoek had ik een vermoeden dat het nodig zou zijn om veel te oefenen met ‘beginnen’. Dit werkwoord lijkt zo vanzelfsprekend, maar mezelf in die startblokken zetten in september 2023 was nog best wel spannend. En toch, op een onopvallende dag in oktober, ben ik begonnen met mijn eerste filmische oefening. Deze wens om te starten is belangrijk en er tijd voor maken is de eerste horde. Uit reflecties en analyse blijkt dat, als je eenmaal begint er al veel gewonnen is.  


Mijn onderzoeksvraag is mee veranderd met mijn inzichten want waar ik in eerste instantie dacht dat het om het ‘beginnen’ ging, ontdekte ik al snel dat de essentie van mijn blokkade voortkwam uit angst om niet aan verwachtingen te kunnen voldoen, zowel van mezelf als van mijn context. De echte spanning zat in het ‘maken’ en deels ook in het ‘afronden’. Dit zag ik ook terug bij de participanten, zij vonden het beginnen ook niet zo moeilijk, de twijfels komen pas boven tijdens het ‘maken’, of nog specifieker gezegd: bij het monteren.

 

Door mijn focus niet alleen op het filmen te leggen maar vooral op de montage, heeft het artistieke onderzoek een sterk empirisch karakter gekregen. Dit had ik van tevoren niet zo bedacht, maar door mijn ervaringen tijdens het maakproces en daarop te reflecteren ben ik gaan beseffen hoe complex en uniek het creatieve proces is binnen de filmische discipline. Om dit te ontrafelen moest ik wel empirisch te werk gaan.  

De aandacht en fascinatie tijdens het filmen, de beleving en technieken in de montage, de factor ‘tijd’ en de persoonlijke beleving... al deze parameters hebben invloed op het creatieve proces en de keuzes die je daar bewust, maar ook onbewust, in maakt.  


Door de deelvragen te beantwoorden heb ik inzicht gekregen in de verschillende elementen van de hoofdvraag. Maar de hoofdvraag beantwoorden is méér dan de som van deze vier delen.  

De veelzijdigheid van het filmisch zelfportret biedt ruimte voor de maker om emoties, gedachten en de innerlijke gevoelswereld vast te leggen, te combineren en te analyseren. Door hiermee te oefenen, te essayeren, ontstaat een iteratief proces waarin de maker voortdurend reflecteert op de eigen manier van werken en denken en daarbij aandacht besteedt aan twijfels, onzekerheden en de relatie met zijn context.

Door steeds deze nieuwe inzichten verder uit te dagen met diverse - soms zelfs spontane - methodes, ontstaat gaandeweg inzicht in welke waardeoordelen zijn aangeleerd en welke vanuit eigen ervaring zijn ontstaan.

De rol van perfectionisme binnen dit geheel heb ik onderschatMij is duidelijk geworden dat perfectionistische neigingen kunnen worden versterkt door ervaringen in onderwijs en het werkveld en, sterker nog, ik zie een verband tussen perfectionisme ejezelf teveel openstellen voor deze conditionering. 


Voor mij is duidelijk geworden dat een aantal veelgebruikte elementen in mijn ontwikkelde methodes niet zo moeilijk waren, maar wel degelijk essentieel. Het ‘volgen van de eigen fascinatie bij het filmen’ en ‘in de montagefase open staan voor onverwachte verbanden’ gaf voldoening bij alle filmische oefeningen. Na meerdere keren hiermee te oefenen kwam er steeds meer inzicht in de eigen esthetische waardering. Ieders eigen gevoel van waardevol en ‘mooi’ ligt aan de oppervlakte en het geeft voldoening om daar gevoelsmatig mee te kunnen werken zonder dat het aan externe eisen hoeft te voldoen. Dit lag wel in lijn met een aanname van mij en daarmee ontstond ook het besef dat ik bezig was met een bevestigend onderzoek.

 

Gelukkig was er ook een onverwachte uitkomst doordat ik ontdekte dat er onderliggend een groter en universeler waardeoordeel speelt, dat sterk belemmerend kan zijn bij het werken met film. Voor mij is duidelijk geworden dat we met een stevige conditionering te maken hebben als we ons afvragen: ‘is mijn werk wel relevant of urgent genoeg? Ik heb gemerkt dat het voor mij erg lastig was om deze vraag te ontrafelen door te oefenen met filmische zelfportretten, hoe existentieel de insteek soms ook was voor mij.  

Dit zorgde ervoor dat ik mezelf onbewust de vraag stelde: ‘is het werken met filmische zelfportretten wel relevant of urgent genoeg?’

In gesprekken met experts uit de professionele en educatieve context was het antwoord overwegend negatief en werd er terughoudend gereageerd op het zelfportret element. Omdat dit te persoonlijk en te heftig zou zijn of te onbeduidend, omdat het geen binding heeft met de context, de maatschappij. Ja, ik geef toe, vanuit dat perspectief gezien zijn oefeningen met filmische zelfportretten niet waardevol.

Maar hier kom ik dankzij dit onderzoek tot een belangrijke constatering: de focus binnen het werkveld en filmonderwijs ligt vooral op de maatschappelijke impact van het uiteindelijke product.

En dus niet op het proces, wat bij het oefenen met filmische zelfportretten centraal staat. Dus ook al is er een maatschappelijke relevantie met ieders plaats in de wereld: vanwege het introspectieve karakter van het zelfportret is deze urgentie voor het publiek minder zichtbaar of voelbaar. En, niet onbelangrijk, een dergelijk persoonlijk proces verloopt bij iedereen anders en is daardoor ook lastig te toetsen binnen educatie. Daarom kom ik tot de conclusie dat deze essayerende methode niet thuishoort in een context waar beoordeling, oordelen en eisen een bepalende rol spelen

 


Conclusie

Uit dit onderzoek is voor mij duidelijk geworden dat het oefenen met filmische zelfportretten geen middel is om ergens doorheen te breken en het dan weer los te laten. Het is een vorm van jezelf de ruimte geven om je belemmeringen te onderzoeken en door frictie te ervaren, je eigen kwetsbaarheid te onderzoeken.

Een deel van mijn hoofdvraag kan ik bevestigend beantwoorden: Door het aangaan van iteratieve processen, bestaande uit uitdagende methodes en voortdurende reflectie, kan het oefenen met filmische zelfportretten helpen bij het bewust worden van conditionerende factoren en interne of externe verwachtingen.

Door de relatief korte duur van mijn onderzoek kan ik op basis van mijn artistieke praktijk nog niet zeggen of het ook leidt tot het loslaten van verwachtingen, maar er is een wellicht nog waardevoller inzicht ontstaan: Ik ben me door dit proces meer bewust geworden van mijn eigen perfectionistische neigingen en kwetsbaarheid en merk dat ik mij daardoor comfortabeler openstel voor de uniciteit van elke student die ik begeleid. Ik zie hierdoor beide zijdes van conditionering, in eerste instantie richtte ik mij met dit onderzoek naar de 'geconditioneerde' maar zoals Hannah Arendt het zegt: de mens en zijn context conditioneren elkaar, dus ik ben mij hierdoor bewust geworden van mijn eigen conditionerende rol en welke verwachtingen ik heb als kunsteducator. 

En zo ben ik onverwacht uitgekomen op mijn persoonlijke urgentie die ook raakt aan maatschappelijke relevantie, want wij, als in 'de kunsteducatieve context', zouden ons meer bewust moeten zijn van de verwachtingen die we hebben van onze leerlingen en studenten. Wij zouden wel eens die ene conditionerende factor kunnen zijn en dat mogen we niet onderschatten. 

 

Voor achtergrond informatie en inzicht in mijn proces verwijs ik graag naar de volgende pagina's:


Aan het begin van dit artistiek onderzoek stelde ik de hoofdvraag: 

 

Op welke wijze kan het oefenen met filmische zelfportretten bijdragen aan het loslaten

van verwachtingen en conditionering door educatie en werkveld? 

 

Allereerst geef ik antwoord op mijn vier deelvragen.

Per deelvraag maak ik inzichtelijk hoe het antwoord tot stand is gekomen:

Links staan fragmenten uit analyse van de filmische oefeningen waarbij ik verbanden zie met de betreffende deelvraag.

In het midden staat de synthese en rechts de deelconclusie.

 

Helemaal onderaan de pagina vind je de besluitvorming en de conclusie.

 

Filmische oefening 1

Bij het lezen over subjectieve film en zelfportretten realiseer ik me dat het maken van dit videogedicht een persoonlijk en introspectief proces is, zoals Rascaroli en Rideal het omschrijven. Mijn videogedicht is te zien als een persoonlijke expressie, met ook raakvlakken van een dagboek. Gemaakt zonder de intentie om het te publiceren en waarin ik vooral mijn emoties en gedachten heb geanalyseerd. (Rideal, 2005, p. 47). 

Ik richt me in eerste instantie tot mezelf maar door in de lens te kijken, kijk ik mijn publiek ook recht aan, dan richt ik mij tot hen. Dit directe aanspreken, in combinatie met de aandacht voor twijfel en zelfonderzoek, maakt dit een essayistische vorm van film. (Rascaroli, 2009, p. 189) 

Filmische oefening 3

Mijn filmbeelden van alle structuren op het strand zou ik kunnen zien als een soort momentopnamen, "stille zelfportretten" die ik vastleg tijdens de strandwandeling. Monteiro (2019) maakt een onderscheid tussen het zelfportret als momentopname en autobiografische vormen die meer verhalend zijn, waar nadrukkelijker beweging in zit. En toch, door deze afzonderlijke beelden te monteren tot een mozaïekfilm, geef ik er soort chronologische structuur en beweging aan, waardoor het misschien toch ook wel neigt naar een autobiografische vertelling wordt over die specifieke dag en mijn ervaringen. Door beide elementen erin te verwerken rek ik de kaders van het conventionele zelfportret, het is het wel en niet tegelijk. Dit maakt het zelfportret zo lastig te definiëren en maakt het, voor mij, juist interessant om mee te werken.

Filmische oefening 8

Het grootste verschil tussen deze oefening en de eerste met dit beeldmateriaal zit in hoe ik mijn gezicht en ogen veel nadrukkelijker aanwezig laat zijn. Ook is er minder aandacht voor een context, een mogelijk narratief of het verstrijken van tijd. Ik ervaar een verstilling, door enkel in dat moment aanwezig zijn. In die zin komt deze filmische oefening dichtbij het klassieke zelfportret. Daarin gaat het niet om een verhaal maar om het weergeven van een momentopname. Volgens Tinel-Temple et al. (2019, p. 137) is dat moment vastleggen lastiger als je gaat werken met time based media zoals film.

Deze factor ‘tijd’ is in de basis dus het grote verschil met zelfportretten uit andere kunstdisciplines en maakt het filmische zelfportret ook zo vatbaar voor interpretatie. Speelruimte die essayistische film maar al te graag gebruikt om te spelen met de paradoxale relatie tussen maker en publiek. 

Filmische oefening 10

Ik realiseer mij dus pas achteraf hoe kwetsbaar deze opname is en hoe puur ik kijk en praat, zonder verwachting of oordeel. Terwijl ik me op dat moment zeer bewust ben van dat ik mezelf film. Het besef van in de lens kijken en dan zelf niks zien heb ik eerder ook wel opgemerkt maar nu richtte ik me voor het eerst letterlijk naar de toeschouwer en dat is een veel voorkomende manier bij ‘lens based’ zelfportretten zoals in fotografie of film. Door recht in de camera te kijken ontstaat een indruk van intimiteit waarbij de toeschouwer wordt aangesproken in een zeer privé-handeling. 

Dergelijk experimenteren met een cameralens bieden een mogelijkheid om de subject/object verdeling op te heffen. De kunstenaar zelf kan namelijk ook worden aangesproken als de primaire kijker, vooral wanneer er naar apparatuur wordt verwezen, naar zichzelf kijkend in de spiegel of monitor. (Tinel-Temple et al.,2019) Een interessante gedachte als je het koppelt aan mijn twee Voice overs die langs elkaar heen praten, ik was in gesprek met mezelf en ben zowel adresseerde als de geadresseerde. 

Deze wisselwerking is voor mij een belangrijk argument om te werken met mezelf, zowel als object als met mijn subjectieve kijk. Zelfportretten kunnen heel confronterend zijn maar het brengt ook veel inzicht in je eigen handelen en denken. Je gaat de dialoog aan met jezelf.

Oefening 13

Het is een interessant gegeven om te worden gedwongen om het tegenovergestelde van je eigen stijl te moeten maken. Achteraf blijk ik door het monteren van mijn ruwe materiaal, in absurd korte shots, eigenlijk ook een remake van al mijn filmische zelfportretten tezamen te hebben gemaakt. Dit is niet mijn opzet gweest maar wel een logisch gevolg van de keuze om mijn eigen beeldarchief te gebruiken.

Als bron voor deze analyse vond ik online een essay over de film en de auteur legt daarin de link met blokkages in het creatieve proces. Daar is niet één enkele, directe bron voor aan te wijzen, in plaats daarvan moeten belemmeringen worden ontward en gesorteerd in verschillende ‘strengen’ van je eigen stijl en technieken. Het ontleden van je eigen voorkeur-patronen en specifieke stijlelementen zorgt ervoor dat je diepere angsten en weerstanden helder worden. (Ver Straten-McSparran, 2017) In dit ontwarren en sorteren zie ik overeenkomsten met wat ik heb gedaan met mijn 13 filmische oefeningen. Mijn ‘stijltje’ en mijn wens om met muziek en montage het dramatische effect te manipuleren, wordt op deze manier heel eenvoudig blootgelegd. Soms komen de inzichten via onverwachte kanalen! 

Hoe onbewust ben ik deze ontwarring vorig jaar gestart, vooral door te ‘doen’ en daarop te reflecteren. Ik heb gespeeld met restricties, gaandeweg deze geformuleerd in opdrachtvorm en vervolgens ook weer losgelaten. Om steeds weer verder te zoeken naar wat er nog meer te ontwarren valt in mijn eigen knoop.  


 

Oefening 6

Een voorbeeld van conditionering vind ik terug in mijn oordeel op de ‘basis fout’. Hoe vaak ik studenten heb gezegd dat ze opnieuw moeten gaan filmen als ze muziek mee opgenomen hebben onder de beelden. Dit is mij ook aangeleerd en vaak bevestigd in mijn werk als editor: de beelden worden beschouwd als onbruikbaar. Ik heb in het verleden heel wat tijd besteed aan geluid ‘mickey mousen’ zoals dat heet. Daarmee bedoel ik dat ik zelf soortgelijke geluiden moet gaan zoeken om eronder te zetten zodat het echt lijkt. En dat kost te veel tijd, dat is niet efficiënt, dus dat wil je vermijden. 

Oefening 7

Even inzoomend op het gegeven dat ik me, bij het tonen aan anderen, van tevoren excuseer voor de onduidelijkheid en fouten: Ik vermoed dat ik dat doe omdat ik wil laten zien dat ik me ervan bewust ben dat ik fouten heb gemaakt.  

Ik doe dit vooral in situaties waar ik ‘de lerende’ ben. Tijdens mijn studies heb ik meerdere momenten gehad dat ik bij beoordelingen mezelf direct helemaal ging afkraken om te laten zien dat ik wéét welke fouten ik heb gemaakt. Dit ziet eruit als een conditionering door onderwijs, waar we van jongs af aan worden beoordeeld op ons vermogen om te leren van onze fouten. Conditionering is een wisselwerking tussen individu en context: elke ervaring leert ons wat we de volgende keer hetzelfde of juist anders willen aanpakken. Mensen zijn altijd, wat zij ook doen, geconditioneerde wezens, omdat alles wat een min of meer blijvende rol in het leven van de mens gaat spelen, onmiddellijk het karakter van een conditie aanneemt. (Arendt, 2009, p. 17) Hierin herken ik mijn 'disclaimer' in de vorm van zelfkritiek, het is gevoed door het herhalende karakter van de reflectie in onderwijs. De duur en intensiteit van ons verblijf in dergelijke contexten, kan niet anders dan conditionerend werken.

Oefening 9

In dit creatieve proces is sprake van een sterke emotionele drijfveer; ik wil mijn angst dat ‘mijn boom’ gekapt gaat worden vormgeven in persoonlijke expressie. Het gebruiken van de muziek versterkte dit gevoel en is heel bepalend geweest in de montage. 

Ik heb me ook sterk laten leiden door esthetiek, wat ik mooi vind heb ik verzameld. Pedagoog Biesta (2021) maakt een onderscheid tussen de esthetische kwaliteit van kunst en de existentiële kwaliteit ervan. De existentiële kwaliteit gaat over hoe kinderen en jongeren op een goede manier, individueel en collectief, in en met de wereld kunnen bestaan. Hij stelt dat sommige definities van kunst te veel gericht zijn op de expressie van emoties, intenties en ideeën van de kunstenaar, waardoor de ontvangers enkel gericht zijn op het begrijpen van die expressie. Ik vind dat eigenlijk niet zo’n probleem, ik denk dat het begrijpen ondergeschikt is aan de beleving van expressief werk, en dat het begrijpen ervan heel goed kan worden gestimuleerd door een esthetische beleving. Expressieve kunst kan mensen raken zonder dat ze het hoeven te begrijpen.

Maar toch vind ik de existentiële kwaliteit van mijn werk ook belangrijk, want het gaat ook over hoe ík in deze wereld sta. Je zou kunnen stellen dat mijn video een verkenning is van mijn persoonlijke band met en waardering voor deze boom, en wat het voor mij zou betekenen als deze boom verdwijnt uit mijn leefomgeving. 

Maar moet ik dat dan letterlijk gaan duidelijk maken? En moet mijn werk dan die maatschappelijke kwaliteit hebben om te mogen bestaan? En wat houdt dat dan eigenlijk in?  

Het zijn dit soort gedachtes die er meteen voor zorgen dat ik een belemmering voel om filmisch te creëren, als het aan allerlei onduidelijke eisen moet voldoen... Ik voel me daar niet tegen opgewassen. 

Oefening 11

Ik heb een nieuw inzicht in de conventie ‘schoon geluid opnemen anders is het niet bruikbaar’. Ik erken het nut hiervan absoluut, zowerkt het fijn en is de ervaring van het publiek puur. Dit mij ook aangeleerd, niet geheel toevallig, in mijn opleiding tussen 1996 en 2000. Dit is dus direct na 1995 waarin filmmaker Lars von Trier een stevig tegengeluid lanceerde: Dogma 95. Samen met een aantal andere filmmaker stelde hij een manifest op tegen de decadentie en commercialisatie van film. (THE VOW OF CHASTITY | Dogme95.dk - A TributeTo The Official Dogme95, z.d.) 

Ik vermoed dat mijn innerlijke criticus over wat juist of onjuist is, mede hierdoor is ontstaan. In dit manifest wordt onder andere vastgelegd dat alleen geluid mag worden gebruikt dat ook daadwerkelijk bij de beelden, of in dezelfde situatie, is opgenomen. Er mag geen muziek klinken als die niet in de scene aanwezig is en er mogen geen aanpassingen gedaan worden in de tijdsbeleving, zeker niet door (kleur)filters en lagen in beeld.

Ik herinner me de lessen filmanalyse waarin dit soort waardeoordelen onvermijdelijk doorklonken. En ze zijn nog steeds springlevend, met name documentairemakers hechten hier veel waarde aan. Ik ken het uit mijn werkveld als editor en ik hoor het nog steeds in de gesprekken met filmdocenten die ook uit die tijd komen. Ik weet dat ik met meerdere filmische oefeningen bijna al dit soort regels overtreedt en voel wellicht daardoor vaak de neiging om me ervoor te excuseren. 

In de latere gesprekken met filmdocenten kwam regelmatig de term ‘urgentie’ naar boven, dat lijkt dan te gaan om iets te willen te maken dat ook relevantie heeft voor de maatschappij. Maar ik voel urgentie als iets veel meer persoonlijks. Dat het eigenlijk betekent dat je ruimte geeft aan je eigen inspiratie en je eigen creativiteit zodat je beter om kan gaan met die maatschappij.

Oefening 4

Wat ik uiteindelijk positief vind aan dit afwijkende experiment is dat het een voorbeeld kan zijn van durven loslaten en ruimte bieden aan voor onverwachte uitkomsten. Dat juist de vervorming en vervreemding in het AI-gegenereerde beeld me aanspreken kan ook een goed teken zijn als het gaat om loslaten van perfectionisme.  

Uit recent onderzoek(Bhatt, 2023) blijkt dat perfectionisme positief gecorreleerd is aan zelfkritiek en negatief aan zelfreflectie. Dit betekent dat naarmate perfectionistische neigingen toenemen, de neiging tot zelfkritiek ook toeneemt en de mate van zelfreflectie afneemt. Mijn gevoelens van schaamte zouden kunnen samenhangen met deze perfectionistische neigingtot zelfkritiek. Maar, omdat iedere filmische oefening gepaard gaat met reflectie over het proces zou de zelfkritiek ook weer moeten afnemen.

En dat merk ik, wanneer ik mezelf vragen stel als: Voel ik óf oordeel ik dat ik gefaald heb? Of ben ik er juist trots op dat ik iets heel anders heb uitgeprobeerd?  

Het doet me denken aan het concept ‘faalkracht’. (Twaalfhoven, 2020) Falen is een onvermijdelijk onderdeel van creatie en groei, we moeten leren omgaan met falen in plaats van het te vrezen. Faalkracht is het vermogen om van fouten te leren en door te gaan, in plaats van gefrustreerd te raken. Dit vallen en weer opstaan is, hoe klein de beweging ook is, een waardevolle oefening en door de reflectie ben ik milder en kan ik de waarde inzien van iets onbekends uitproberen, waar ik schaamte voor voel. En daarna weer verder gaan. 

Door deze analyse te maken kom ik tot een eerste voorzichtige conclusie dat de methodes voor de filmische oefeningen op zich waarde kunnen hebben, maar dat vooral de reflecties op het creatieve proces bijdragen aan het herkennen van belemmeringen die gerelateerd zijn aan perfectionisme.  

Oefening 6

Nu, een aantal maanden later zie ik in dit proces een voorbeeld van waarom juist deze kunstdiscipline het nog eens extra moeilijk kan maken om eisen en verwachtingen los te laten. Als de techniek er is om te perfectioneren, waarom zou je dat dan niet doen? Uit onderzoek is gebleken dat, zodra er technische mogelijkheden voor handen zijn in beeldende kunst lessen, leerlingen met perfectionistische neigingen heel erg gaan werken aan een realistische weergave in plaats van een meer expressieve. (Başak, 2012, p. 3) Ik herken dat nu bij mezelf in het gebruiken van de technische mogelijkheden van de camera en hoe ik het geluid ‘zou moeten’ opnemen. De realiteit, het geloofwaardige en het ‘echte’ willen laten zien...  Dit gaf frictie op verschillende momenten in het proces en het kostte veel moeite om los te laten. 

Oefening 7

Dit fenomeen staat algemeen bekend als ‘Kill your darlings” en komt het veelvuldig voor in de filmindustrie en bij schrijvers.

De moed hebben om je lievelingsbeelden of scènes weg te gooien, wordt gezien als een noodzakelijke eigenschap om betere en gestroomlijnde producten te maken.

Dit zie ik als een conventie van filmisch werken en hiervan afwijken voelt oncomfortabel.

Het zou wel eens één van de essentiële verschillen kunnen zijn tussen werken aan filmische producten voor een publiek of filmisch essayeren vanuit persoonlijke expressie. 

Oefening 8

Aan de ene kant zijn we gewend om, onzichtbaar en onopgemerkt, mee te worden genomen in persoonlijke momenten en verhalen, aan de andere kant impliceert het maken van een film áltijd dat er een publiek is, zelfs als de film heel persoonlijk en op de maker zelf gericht lijkt. Deze tegenstrijdigheid komt voort uit de wens van film om direct met het publiek te communiceren, ondanks de technische beperkingen van het filmproces. Door deze wens na te streven, erkent de essayistische film dat er een wisselwerking is tussen de film zelf en de kijker - de film neemt de kijker waar, en andersom. (Rascaroli, 2009, p. 189)

Ik voelde eerder wat schroom om te zeggen dat ik bezig ben met filmisch essayeren, ook al haalde ik de oorsprong van deze term, het essayeren van Montaigne, erbij. Hij zag het als een oefening, steeds weer pogingen ondernemen om de wereld te beschrijven door aandacht te geven aan twijfel en onzekerheden. (Carlin, 2018, p. 5) Door mijn ervaringen tot nu toe te bezien door deze bronnen is die onzekerheid verminderd.

Of je het nu zelfportretten noemt of iets anders, mijn manier van werken valt onder film essay en dit besef geeft me de nodige bevestiging om verder te willen experimenteren vanuit mijn eigen subjectiviteit en onzekerheden. 

Oefening 12 

Filmisch essayeren met zelfportretten is méér dan jezelf durven tonen en bevragen zoals je met andere kunstdisciplines ook zou kunnen doen. Het is veel meer dan de spreekwoordelijke dans aan te gaan met dogma’s, conventies en cliché’s. Het gaat over de waarde van het oefenen met, en de frictie opzoeken van, film zelf.

Want juist subjectieve film, zoals geen enkele andere kunstdiscipline, bestaat letterlijk uit die fragmentatie van de persoonlijke menselijke ervaring. Dit is wat zelf gefilmde fragmenten zijn. En daarmee experimenteren en betekenis geven is noodzakelijk om te kunnen bestaan in deze wereld. 

Deze deelvraag zou ik kunnen beantwoorden met voorbeelden van methodes en werkwijzen die in de artistieke praktijk zijn gehanteerd. Maar dan zou ik voorbijgaan aan het feit dat er minstens zoveel methodes zijn als oefeningen. Door dit onderzoek ben ik ervan overtuigd dat uit elke ervaring een nieuwe benadering en methode kan ontstaan en dat dit iteratieve proces eindeloos is.

 

Om de vraag te beantwoorden is het belangrijker om te duiden wat de essayistische benadering in essentie is en wat filmische creatie daaraan toevoegt.

In de literatuurwordt het oorspronkelijke essayeren beschreven als een oefening, steeds weer pogingen ondernemen om de wereld te beschrijven door aandacht te geven aan twijfel en onzekerheden. Dit in combinatie met ‘filmisch’ maakt het een oefening in creëren met filmische middelen en daarbij aandacht geven aan twijfel, onzekerheden en de relatie met de context.

Uit de gesprekken met experts blijkt dat het woord ‘essayistisch’ al zeer verschillend geïnterpreteerd wordt, vrij vertaald vanuit het Franse woord ‘Essai’ komt het neer op ‘een poging’ doen. Een aantal filmdocenten benoemt dat een essayfilm de subjectieve visie en expressie van de maker kan weerspiegelen en dat het onderzoekende aspect vanuit een persoonlijke vraag ook bij essayeren hoort.

Deze brede mogelijkheden zijn zichtbaar in de artistieke praktijk. Hier blijkt dat een essayistische benadering betekent dat de maker, bewust stil staat bij de eigen manier van werken en denken, door zich te bevragen: waarom doe ik wat ik doe en waarom ervaar ik frictie bij bepaalde elementen en conventies?


Het werken met vooraf opgestelde methodes blijkt een mogelijk startpunt te zijn maar het is opvallend dat bij een oefening en de reflectie daarop, een nieuwe vraag naar boven komt die een geheel nieuwe benadering nodig heeft. Soms blijkt dat het kan helpen om deze opeenvolging te doorbreken en een tegenpool op te zoeken, dat gaf interessante nieuwe inzichten in eerder vermeden gebieden. Deze iteratieve aanpak hangt samen met een diepgaande reflectie waarin de kwetsbaarheid van de maker zichtbaar wordt.

Het oefenen met de rauwheid van het bewegende beeld en de directe ontmoeting met de camera geeft veel mogelijkheden om de eigen onzekerheden te verkennen en te experimenteren met subjectiviteit. Het experimenteren met de filmische factor ‘tijd’ is een belangrijke fase om inzicht te krijgen in de eigen manipulatie van informatie en het overbrengen van gevoel. Montage maakt het mogelijk om de fragmentatie van de menselijke ervaring samen te brengen tot een nieuw en onverwacht geheel. 

Uit de artistieke praktijk blijkt dat, wanneer er in het creatieve proces plezier wordt ervaren het ook stimuleert om het verder te onderzoeken. De vrijheid kunnen nemen om je eigen fascinatie en werkwijze te volgen geeft voldoening en maakt dat de essayerende benadering van filmische creatie zorgt voor zeer diverse en betekenisvolle ervaringen. 

 

Er is geen direct en eenduidig antwoord te geven en dat heeft ook te maken met het samenstellen van de termen ‘filmisch’ en “zelfportret”. Los van elkaar bekeken blijkt dat beide termen ook al verschillende definities hebben.  

Uit gesprekken met experts en de artistieke praktijk komt naar voren dat vanuit technisch oogpunt ‘filmisch’ gaat over de factor tijd en het gebruiken van middelen zoals montage, cameravoering en geluid. Inhoudelijk heeft het te maken met het structureren van informatie en daarmee de mogelijkheid om de ontvangst bij de toeschouwer te manipuleren.

In het werkveld wordt ‘filmisch’ soms geassocieerd met een gepolijste, cinematische stijl, maar het gaat vooral om de persoonlijke expressie en visie van de maker. 

Het zelfportret wordt vanuit de literatuur beschreven als meer dan slechts een beeld van de maker, het geeft weer hoe de maker zichzelf en de wereld interpreteert. Het grote verschil met statische zelfportretten is de factor tijd en beweging in film. Dit maakt het filmisch zelfportret vatbaar voor meerdere interpretaties en biedt ruimte voor experimenteren met de relatie tussen maker en publiek.  


Vanuit de literatuur wordt een filmisch zelfportret aangeduid als een mogelijkheid voor de maker om zichzelf nadrukkelijk in beeld brengen, door middel van close-ups van het gezicht of door recht in de camera te kijken. Dit creëert een gevoel van intimiteit en directe aanspraak met de toeschouwer, zoals vaak voorkomt bij "lens-based" zelfportretten. Een filmisch zelfportret kan dienen als een persoonlijke expressie van de maker, waarin emoties en gedachten worden geanalyseerd en geuit, het gaat hierbij niet zozeer om een verhaal te vertellen, maar om een momentopname van de innerlijke gevoelswereld vast te leggen. 


Uit de artistieke praktijk komt de veelzijdigheid van filmische zelfportretten naar voren. Door te werken met zichzelf als object én subject, kan de maker een dialoog aangaan met zichzelf. Dit kan letterlijk gebeuren door middel van voice-overs, gesprekken met zichzelf of door te spelen met de camera als spiegel. 

Maar daarnaast is de ervaring dat je zelf niet in beeld hoeft te komen en dat beelden van structuren, vormen of omgevingen kunnen fungeren als metaforen waarin de maker zichzelf herkent en uitdrukt.  

Een filmisch zelfportret geeft niet altijd een beeld van de maker maar een beeld vanuit de maker.

 

 

Wanneer je filmisch werkt krijg je onvermijdelijk te maken met conventies want door de diversiteit in filmische creaties is er in filmonderwijs een behoefte aan het maken van onderscheid in bijvoorbeeld genre, betekenis en technische, inhoudelijke of esthetische kwaliteit.

Uit de gesprekken met experts blijkt dat opleiding en ervaring bepalend is voor hoe iemand het creatieve proces aanpakt. Er wordt veel waarde gehecht aan de overtuigingskracht van het concept en het beheersen van technische vaardigheden om het product zo goed mogelijk te maken. Er is beperkte ruimte voor je eigen mening en gevoel volgen want er zijn vanuit docenten verwachtingen omtrent de verantwoording van je keuzes en het funderen van je eigen mening. Een voorbeeld van deze fundering is het aantonen van maatschappelijke relevantie. Ook de urgentie voelen en aantonen is dermate belangrijk geworden dat dit als een vanzelfsprekende voorwaarde wordt beschouwd.

Een andere vorm van conditionering is gerelateerd aan de beoordeling en reflectie die inherent is aan het hoger kunstonderwijs. Het stimuleren van zelfreflectie, de nadruk op je eigen valkuilen en fouten leren herkennen én voorkomen, kan leiden tot een overmatig zelfkritische houding.

 

Uit de ervaringen in de artistieke praktijk blijkt dat er verschillende vormen van conditionering een rol spelen. Allereerst is er de conditionering die voortkomt uit de conventies en regels die in het filmonderwijs worden aangeleerd, vanuit esthetische voorkeuren of tegenbewegingen waar juist bepaalde montagevormen als kitsch en onwaarachtig worden bestempeld.

Een voorbeeld van onbewust aangeleerde conventies zijn de verschillen in beeldoriëntatie tussen de drie participanten; staand, liggend of conform de retro trend 4:3 beeld. Daarnaast is er een verschil zichbaar in de mate van eisen en oordelen op het eigen werk, hoe specifieker opgeleid des te lastiger is het om de onbewuste eisen los te laten en daar niet over te oordelen. Niet alleen de opleiding is conditionerend maar ook de directe context, wat vinden we mooi en waarmee vinden we bevestiging? Zo conditioneren we onszelf, we zijn dagelijks omgeven door bewegend beeld en dit bepaalt ook onze smaak en oordeel op wat we maken.

 

Vanuit de literatuur wordt de vraag opgeworpen of kunst primair gericht moet zijn op de expressie van de maker, op esthetische- of juist op de existentiële kwaliteit en maatschappelijke relevantie.

Bij film is deze vraag complex omdat het medium enerzijds veelvuldig gebruikt wordt om te entertainen en bij uitstek geschikt is om uit de dagelijkse werkelijkheid te kunnen ontsnappen. En anderzijds mogelijkheden biedt om de illusie van de werkelijkheid te manipuleren en te streven naar objectiviteit waarbij persoonlijke kleuring van de maker vermeden dient te worden.

Uit dit spectrum van mogelijkheden en tegenstellingen komen conventies voort die binnen de educative context conditionerend kunnen worden zodra er goed of fout, mooi of lelijk aan verbonden wordt.

Synthese

Synthese

Synthese

Synthese

Deze deelvraag is gaandeweg het onderzoek ontstaan door inzichten die ik heb opgedaan bij de filmische oefeningen. Het verschil tussen mijn verwachtingen en die van de participanten liet zien dat niet iedereen belemmeringen door interne eisen ervaart. Ik zag echter dat ik zeker niet de enige ben, in mijn lespraktijk zie ik veel studenten worstelen met verwachtingen en onhaalbare eisen stellen aan hun werk.

 

In de literatuur worden grofweg twee vormen van perfectionisme aangeduid: adaptief en maladaptief perfectionisme. Adaptief perfectionisme is een gezonde vorm van perfectionisme waarbij iemand hoge, maar realistische, doelen voor zichzelf stelt en ernaar streeft deze te bereiken. Tegelijkertijd blijven adaptieve perfectionisten flexibel en vergevingsgezind voor zichzelf als die doelen niet volledig worden gehaald. Ze stellen vooral hoge eisen aan zichzelf, niet zozeer aan de eisen die anderen opleggen. Maladaptief perfectionisme is een ongezonde vorm van perfectionisme waarbij iemand extreem hoge en onrealistische standaarden stelt voor zichzelf. Het gaat gepaard met een voortdurende angst om fouten te maken en een intense zelfkritiek wanneer dingen niet perfect zijn.

Wat in het algemeen sterk naar voren komt bij mensen met perfectionistische neigingen is dat het lastig kan zijn om te beginnen omdat er al veel verwachtingen zijn ontstaan over wat ze willen of denken te moeten maken. Vervolgens kan het ook weer heel moelijk zijn om het werk 'af' te ronden. Het is niet snel goed genoeg, er is altijd wel iets dat nog beter kan.

Uit onderzoek is gebleken dat, zodra er technieken voorhanden zijn om te perfectioneren, leerlingen met perfectionistische neigingen zich vaak richten op realistische weergave in plaats van expressie. 

Dit blijkt ook uit de artistieke praktijk, bij het werken met verschillende film en montage materialen - laptop, telefoon, groot scherm - is een duidelijk verschil zichtbaar in de mate van 'willen perfectioneren' en hoe belangrijk dat wel of niet is.


Een andere bevinding uit het onderzoek naar perfectionisme in combinatie met kunsteducatie is dat leerlingen die afhankelijk zijn van de meningen en oordelen van anderen, minder geneigd zijn om op een vrije en spontane manier zichzelf uit te drukken in creatieve processen. In plaats van vanuit hun eigen gevoel en expressie te werken, zullen ze voortdurend op zoek zijn naar de 'perfecte' uitdrukkingsvorm die voldoet aan de verwachtingen van buitenaf. Dit kan leiden tot perfectionistische neigingen, omdat ze blijven streven naar een ideaalbeeld dat wordt opgelegd door externe factoren in plaats van uit henzelf voort te komen.

Ook dit zie ik terug in de artistieke praktijk, met name als het gaat om aangeleerde conventies en een oordeel van goed en fout, mooi en lelijk en hoe het 'hoort'. 

 

Dit wordt bevestigd in de gesprekken met experts, daar komt naar voren dat perfectionisme bij studenten een gevolg kan zijn van hoge verwachtingen in het onderwijs en de druk die d.m.v. regels en eisen door docenten wordt opgelegd. Docenten kunnen ook te veel vasthouden aan conventies en regels van het vakgebied, waardoor ze het doorbreken daarvan door studenten als "niet goed" bestempelen in plaats van het aan te moedigen. Deze factoren kunnen leiden tot perfectionistische neigingen bij studenten, die zich conformeren aan de gevestigde normen en verwachtingen in plaats van hun eigen creativiteit en persoonlijke ontwikkeling te stimuleren. 

 

Uit de artistieke praktijk blijkt dat het loslaten van perfectionistische neigingen niet eenvoudig is, het gaat gepaard met frictie van bekende kaders en verwachtingen. Gevoelens als schaamte, frustratie en angst steken de kop op. Door herhaaldelijk te oefenen en steeds weer nieuwe lagen te ontdekken in de perfectionistische neigingen wordt het zelfbeeld en het 'innerlijk' kompas sterker dan de belemmeringen.

Het werken met filmische middelen biedt diverse mogelijkheden om te experimenteren met de rauwheid van bewegend beeld, de directe ontmoeting met de camera en de manipulatie van tijd en beleving. Filmisch essayeren gaat over de fragmentatie van de menselijke ervaring samenbrengen tot een nieuw en onverwacht geheel.

Het werken met vooraf opgestelde methodes kan een startpunt zijn, maar vaak komt er een nieuwe vraag naar boven die een geheel nieuwe benadering vereist. Soms helpt het om deze opeenvolging te doorbreken en een tegenpool op te zoeken voor nieuwe inzichten. 

De essayistische benadering van filmische creatie is een iteratief proces waarin de maker voortdurend reflecteert op de eigen manier van werken en denken. Het is een oefening waarbij de maker aandacht besteedt aan twijfels, onzekerheden en de relatie met de context. Hierbij wordt de subjectieve visie en expressie van de maker weerspiegeld, vaak vanuit een persoonlijke vraag of reactie op conventies.

 

Bij filmische creatie en educatie spelen verschillende vormen van conditionering een rol.

Allereerst de conditionering vanuit het filmonderwijs, zoals esthetische voorkeuren, tegenbewegingen tegen bepaalde montagevormen en aangeleerde conventies. Degenen die specifieker zijn opgeleid vinden het lastiger om los te komen van onbewuste eisen en daar niet over te oordelen.

Niet alleen de opleiding is conditionerend, maar ook de directe context en wat we dagelijks aan bewegend beeld zien.

Een andere vorm van conditionering is gerelateerd aan de beoordeling en reflectie in het onderwijs, dit kan leiden tot een overmatig zelfkritische houding.

Bij film is de afweging om vanuit persoonlijke expressie te werken niet voor de hand liggend, de urgentie om iets te maken vanuit een maatschappelijke relevantie wordt meer gewaardeerd. Daarbij is het moeten voldoen aan beoordelingscriteria per defintie conditionerend.

Perfectionisme is een persoonlijkheidskenmerk waarbij iemand extreem hoge en onrealistische standaarden stelt voor zichzelf, gepaard met een intense zelfkritiek. 

Perfectionisme kan een grote invloed hebben op het creatieve filmische proces. Het kan moeilijk zijn om te beginnen door de hoge verwachtingen die iemand van zichzelf heeft over wat ze willen of denken te moeten maken. Daarnaast is het lastig om een werk 'af' te ronden, omdat het nooit goed genoeg lijkt en er altijd wel iets is dat beter kan. Filmtechniek bevat veel mogelijkheden om te perfectioneren en daarom kan het lastig zijn om die perfectie in het eigen werk los te laten.

Afhankelijkheid van de meningen en oordelen van anderen kan leiden tot perfectionisme, omdat men blijft streven naar een ideaalbeeld dat door externe factoren wordt opgelegd in plaats van uit de eigen expressie voort te komen.

Hoge verwachtingen en strikte regels in het onderwijs kunnen perfectionistische neigingen bij studenten aanwakkeren, doordat ze zich conformeren aan gevestigde normen in plaats van hun eigen creativiteit te stimuleren. 

Een filmisch zelfportret is een veelzijdige kunstvorm waarin de maker zichzelf en de relatie tot zijn context op een persoonlijke en expressieve manier in beeld brengt. 

Het biedt de maker de mogelijkheid om emoties, gedachten en de innerlijke gevoelswereld vast te leggen en te analyseren. Het gaat niet per se om een verhaal te vertellen, maar ook om een momentopname van de persoonlijke beleving en interpretatie van de maker. Hierbij is een narratief optioneel en werken vanuit abstractie ook de nodige creatieve vrijheid bieden.

De maker kan een dialoog aangaan met zichzelf door zichzelf letterlijk af te beelden of symbolisch door middel van beelden die de eigen visie en interpretatie van de wereld weerspiegelen. Zo kan een filmisch zelfportret dus zowel een beeld van de maker zelf zijn maar ook een beeld vanuit de maker.

 

Deelconclusie

Deelconclusie

Deelconclusie

Deelconclusie