8

Reflectie 


Ik heb in mijn hoofd een groter geheel en begin te denken in onderdelen en beelden die mij kunnen representeren. Mijn gezicht, starend in de spiegel en de kleuren van de carwash, ze blijven me intrigeren. 

Ik voel de behoefte om hier verder aan te werken, de essentie naar boven halen. 

 

Inmiddels heb ik meer ervaring in opgedaan metde overlay (gelaagdheid) functie in Capcut en ik voel de behoefte om de beelden van de kapper en carwash de aandacht te geven die ze verdienen. Dus ik besluit de eerste versie (gemaakt met de capcut app op mijn telefoon) samen met al het beeldmateriaal op mijn laptop te zetten en daar verder te monteren. 

 

Zodra ik start met de montage lijk ik een soort intern alarm te hebben, dat keihard af gaat als ik sommige beelden meer dan eens wil gebruiken: "Dit voelt verkeerd, dit kan niet!"Is dit een conditionering van en door het werkveld?  

Gek hoe dat er is ingesleten: als je een realistisch of beter, overtuigend beeld wilt geven dan moet je dubbele shots vermijden. Deze halen de kijker uit de waan van echtheid. 

Ik breek daar snel doorheen en dan merk ik hoe bevrijdend het is om beelden nogmaals te gebruiken. 


Bij de montage voelt het nu niet als finetunen, het is een nieuwe creatie met materiaal dat ik inmiddels beter ken. Materiaal dat ik daardoor beter beheers en wil gebruiken voor een nieuwe creatie. Ook voeg ik een ander eerder gebruikt beeld toe: dat van het esdoornblad in het ijs. De structuur van het ijs in combinatie met mijn starende ogen, ik vind het een sterke combinatie. 


Onbewust heb ik besloten om wat gewaagder te spelen met mijn blik in de camera, ik vergroot het tot twee keer toe. 

Ik merk dat ik een gevoel van trots heb als ik het terugkijk, want ik adresseer hier voor het eerst een publiek.  

Ik zoek de confrontatie: hier zit ik. Hier ben ik en ik kijk naar jou.  

Het kan me niets schelen wat jij van mij vindt.  

Methode & Techniek

 

Werkwijze

Met reeds gebruikte beelden een nieuwe versie maken van een idee 

 

Camera:

Telefoon

 

Editing:

Capcut op laptop


Analyse 


Wat werkte goed: 

  • Ik hou zo ontzettend van de gelaagdheid met structuren! Die structuur van het ijs op mijn gezicht is een prachtige combinatie.  

  • Ik heb het opnieuw gebruiken van dit materiaal als heel fijn ervaren, het idee dat je je materiaal goed kent en je weet wat je ermee kan doen. 

 

Wat was een uitdaging: 

  • Achteraf heb ik meermaals dat ik deze tweede versie nóg meer wil veranderen, om het onderscheid tussen deze en de eerste versie groter te maken. Waar komt deze gedachte vandaan? 

  • Er blijken nog wat restantbeelden/uitprobeersels na het portret te komen, ik vind dat lastig maar besluit het te accepteren, ik laat dat ook maar gewoon bestaan. 

 

Welke inzichten heb ik opgedaan: 

  • Naast het kennen van mijn beeldmateriaal, maakt het beheersen van de techniek ook dat ik het monteren leuker vindt. Ik wil kunnen manipuleren en me dan pas laten verrassen, niet per toeval iets creëren en dan het gevoel hebben dat ik daar niet aan bijgedragen heb. 

  • Door delen uit mijn opnames te kiezen waar ik nadrukkelijker in de camera kijk merk ik dat ik niet meer naar mezelf kijk maar naar een publiek. 

 

Het grootste verschil tussen deze oefening en de eerste met dit beeldmateriaal zit in hoe ik mijn gezicht en ogen veel nadrukkelijker aanwezig laat zijn. Ook is er minder aandacht voor een context, een mogelijk narratief of het verstrijken van tijd. Ik ervaar een verstilling, door enkel in dat moment aanwezig zijn. In die zin komt deze filmische oefening dichtbij het klassieke zelfportret. Daarin gaat het niet om een verhaal maar om het weergeven van een momentopname. Volgens Tinel-Temple et al. (2019, p. 137) is dat moment vastleggen lastiger als je gaat werken met time based media zoals film.

Deze factor ‘tijd’ is in de basis dus het grote verschil met zelfportretten uit andere kunstdisciplines en maakt het filmische zelfportret ook zo vatbaar voor interpretatie. Speelruimte die essayistische film maar al te graag gebruikt om te spelen met de paradoxale relatie tussen maker en publiek. 

Aan de ene kant zijn we gewend om, onzichtbaar en onopgemerkt, mee te worden genomen in persoonlijke momenten en verhalen, aan de andere kant impliceert het maken van een film áltijd dat er een publiek is, zelfs als de film heel persoonlijk en op de maker zelf gericht lijkt. Deze tegenstrijdigheid komt voort uit de wens van film om direct met het publiek te communiceren, ondanks de technische beperkingen van het filmproces. Door deze wens na te streven, erkent de essayistische film dat er een wisselwerking is tussen de film zelf en de kijker - de film neemt de kijker waar, en andersom. (Rascaroli, 2009, p. 189)

Ik voelde eerder wat schroom om te zeggen dat ik bezig ben met filmisch essayeren, ook al haalde ik de oorsprong van deze term, het essayeren van Montaigne, erbij. Hij zag het als een oefening, steeds weer pogingen ondernemen om de wereld te beschrijven door aandacht te geven aan twijfel en onzekerheden. (Carlin, 2018, p. 5) Door mijn ervaringen tot nu toe te bezien door deze bronnen is die onzekerheid verminderd.

Of je het nu zelfportretten noemt of iets anders, mijn manier van werken valt onder film essay en dit besef geeft me de nodige bevestiging om verder te willen experimenteren vanuit mijn eigen subjectiviteit en onzekerheden. 

Bronnen


Carlin, D. (2018). Essaying as method: Risky accounts and composing collectives. Text, 22(1). https://doi.org/10.52086/001c.25108


Rascaroli, L. (2009). The personal camera: Subjective cinema and the essay film. Columbia University Press.


Tinel-Temple, M., Busetta, L., & Monteiro, M. (2019). From Self-portrait to Selfie: Representing the Self in Moving Image. New Studies in European Cinema.

Verder naar oefening 9